Stel een willekeurige vrouw de vraag ‘Wat zou je als eerste doen als je een dag als man door het leven zou gaan?’ en het antwoord leidt in negen van de tien keer naar een handeling die met de piemel te maken heeft. Logisch, want de piemel is weliswaar een wispelturig maar bovenal geweldig instrument. Vooral wanneer het op plassen aankomt bestaat er geen handiger apparaat. Plassende mannen genieten dan ook onomwonden van de gemakzucht waarmee zij hun blaas legen.
Dat kan in principe altijd en overal. Ik heb vaak zat op plekken rondgelopen met een blaas die op punt van klappen stond zonder dat er een toilet binnen bereik was. Op zo’n moment ga je improviseren. Als man weet je: er is altijd wel een bosje, een hoekje of een uit het oog liggend plekje waar je onopvallend je behoefte kunt doen. En het gaat zo makkelijk: riem los, de sjarrel over de broeksband en stralen maar.
Dames hebben vaak niet eens in de gaten met wat voor nonchalance dat gaat. Mannen plassen overal. Je ziet het alleen niet altijd. Tegen de bar? Ja hoor! Te midden van honderden fietsen in een drukke stalling? Geen punt. Soit, ik stond ooit met nog twee vrienden te plassen, schouder tegen schouder midden in een drukke concertzaal. Geen mens die het doorhad. Ranzig? Absoluut. Maar gemak dient de mens en de mens met hoge nood is nu eenmaal brutaal en gemakzuchtig. Daar denk ik altijd aan als ik op festivals de enorme rij plasdriftige vrouwen voorbij loop, hun beentjes X-end om de plasurgentie weg te drukken.
Als mannen een dag lang als vrouw door het leven zouden kunnen, dan wisten we het wel: in dat geval zouden we eerst eens goed naar de WC gaan.