Gistermiddag tussen vier en halfvijf is mijn cavia weer eens overleden, in de buurt van het Leidseplein. Mijn ouders hadden het diertje vooral in huis gehaald omdat dat gezellig is. Een kameraadje dat je, zonder veel tegenstribbelingen, gedachteloos kunt aaien. Maar er was ook een existentiëler doel, daar ben ik van overtuigd.
Doorgaans worden die beesten niet heel oud en geven ze je het eerste rouwproces mee. Niet leuk, maar een voorbereiding op onvermijdelijk groter levensleed. Het verzamelde werk van André Hazes met een vachtje en pootjes, als het ware.
Met mijn wit-rood-witte cavia zit het misschien een heel klein beetje anders, omdat hij uiteindelijk onsterfelijk is, maar zo voelt het niet altijd. Zeker gister niet. Hij speelde meesterlijk voor schijndood. Ik trap er steeds weer in.
Bam
Tot kwart voor vier was ik zijn bestaan nog volop aan het vieren. Het uiteindelijke scenario was door zijn levenslust geen seconde in me opgekomen. Zijn vacht was heerlijk donzig en het hartje tikte levenslustig. En toen kwam de paniek. Hartkloppingen. Ongecontroleerd heen en weer geren. Bam. Om twintig over vier lag hij in coma.
Wat een rotgevoel.
In de kroeg waar ik stond waren ze allemaal dol op het beestje. Iedereen leek zelfs te denken dat hij ook van hun was. Wat een grafstemming. Een jongen van een jaar of veertien kon zelfs zijn tranen niet bedwingen. Hij had hem natuurlijk alleen maar in goede jaren gekend. Ook wel kwakkelend en hoestend natuurlijk, maar nooit in coma. Voor hem moet dit een emotionele overval geweest zijn. Dit kende hij nog niet. Auw.
Toch gaf dat jochie juist wat hoop. Zijn pijn zal misschien niet helemaal weggaan, maar als ons knaagdier straks weer vrolijk rondbanjert, dan zal hij daar des te voller van kunnen genieten. Daarbij levert ons verdriet andere huisdiereigenaren altijd veel plezier op, zeker in Eindhoven. Dat geeft het toch weer wat evenwicht.
En hé, hoe erg het allemaal ook is, het blijft natuurlijk maar een cavia. Al schijn je dat nooit te mogen zeggen.