Mannen hebben een fascinatie voor vlees. Vaak kunnen we daar niet mee te koop lopen. In een tijdvak waarin ‘gekwetst worden’ een trend is stoot je maar al te snel iemand voor het hoofd. Een man die in het openbaar ‘lekker stuk vlees!’ roept is al snel in gevecht met achtereenvolgens vegetariërs, feministen en aanverwante dierenliefhebbers.
Het allerlekkerste stuk vlees dat zich ooit in mijn grijpveld posteerde was geen vrouw – we gaan hier niet denigreren – maar een biefstuk van de buitenste buitencategorie. Mijn grijpveld bevond zich op dat moment in een door rellen geteisterd Venezuela, waar ik vanwege een junglereis al kanoënd en in hangmatten slapend de Rio Caura afzakte. Na een kleine week van rijst, vis en fruit dat we in het bos scoorden belandden we met stevige trek in Ciudad Bolivar.
Deze middelgrote stad werd ergens rond het einde van de jaren ’60 het nieuwe thuis voor een Spaanse immigrant, die er een restaurant begon. De biefstukken die hij er serveerde waren zó goed en lekker dat ze al snel een begrip in de wijde omgeving werden. Op aanraden van onze Duitse lokale gids Helmut brachten we een bezoek aan zijn tent.
Het restaurant bestond uit een grote patio, propvol met tafels en was goed gevuld met smullend volk. Ons gezelschap bestond naast Helmut uit drie Nederlanders en een tussen de indianen opgegroeide Venezolaanse neger die Jonas heette. We kregen geen menukaart: de vraag was simpelweg hoeveel biefstukken we wilden en wie er toevallig nog een worst bij lustte. De Duitser zou de Duitser niet zijn als hij geen worst bestelde – náást de biefstuk, uiteraard.
Aan de legende was niets gelogen. Er werd een hemels malse, zachte en een uiterst smaakvolle lap Zuid-Amerikaans vlees sissend op een eenpersoonsgrill voor je neus gezet. Zo kon je zelf kiezen of je hem halfrauw, rosé of gegaard wilde hebben. De kooltjes deden hun tedere werk.
Ik nam een hap en wist meteen: dit is hem. Dit is de biefstuk die je van je leven nooit meer gaat vergeten. Met een structuur zó zacht dat je iedere hap tussen je tong en gehemelte kon laten smelten. Een smaak waarbij je edele runderen over glooiende vlaktes zag paraderen, geflankeerd door paardrijders met snorren en hoeden die je alleen in slechte films aantreft. Zwijgzaam zaten we te eten, verguld van een tongverwennerij die je maar zelden ervoer. De lekkerste biefstuk was een feit.
Toen iedereen zijn bord leeg had, kwamen de complimenten en de individuele smaakbelevingen op tafel. Superlatieven schoten te kort. Na de complimenten bestelden we nog één biefstuk die we deelden, zodat we wisten: deze gaan we nooit, nooit meer vergeten.