Ik speel graag een potje tafelvoetbal. Dat lijkt voor veel mensen een tamelijk onzinnig iets: je staat er driftig aan een stel hendels vol poppetjes te draaien en probeert zo een balletje in een goaltje te tikken. Kijk je verder dan dat, dan ontdek je een vernuftig snel spel waar behoorlijk spitse vaardigheden bij komen kijken. Ik leerde het als tiener en werd er bekwaam in als twintiger. Meest voorname plaats van handeling: de coffeeshop. Omdat daar een echte Deutscher Meister stond en het backgammonkoffertje er meestal óf bezet, of incompleet was.
Zoals je een stamkroeg hebt, kun je ook een stamshop hebben. Of niet. Want na een paar honderd potjes tafelvoetbal en backgammon was ik wel klaar met bedompte onderkomens en de mensen die er schijnbaar bij het interieur hoorden. Daar was geen vooruitgang in te bekennen.
Bovendien: waarom zo’n rookhut sponsoren als ik zelf de groene potentie van mijn balkonnetje kon benutten? De aardbeienplantjes die ik als kind had, waren long gone; het was hoog tijd voor iets nieuws. Fatsoenlijke wietzaadjes waren immers overal voor handen.
Als mannen nemen we uiteindelijk graag het heft in eigen hand. Helemaal als we er ook nog eens een statement mee kunnen maken. Beetje reppen over verworven vrijheden, de draak stekend met een continuerend kwakkelend overheidsbeleid en lekker high op je eigen bank bovendien. Echt, het leven wordt steeds comfortabeler.
Goed bezig!