De dames vonden het altijd maar een zootje in mijn klaslokaal. Ik geef toe, opruimen, ik ben daar niet van. Je leerlingen worden net zo netjes als je zelf bent, hield men mij voor, op de opleiding. Ja hoor, ammehoela. Hoewel: als het echt een troep is, wil ik best orde in de chaos scheppen. Heb je nog resultaat van je werk ook! Maar als het er allemaal nog redelijk uitziet, waarom zou je dan opruimen en schoonmaken?
Zo klus ik altijd in de kelderbox onder mijn appartement. Ik ben nogal handig. Maar kan na een poosje nooit die ene schroevendraaier of hamer weer vinden. Al zagend, timmerend en vervend groeit de berg rommel om me heen. “Hoe kun je zo werken?”, vraagt mijn vrouw wel eens. Maar ja, zij is dus ook een vrouw. Eentje die schoonmaakt wat niet vies is, de tafel opruimt terwijl het feest nog gaande is en moppert als ik iets laat slingeren. Het is een schat! Van een andere soort dan dat ik ben. Leg ik het ene papiertje bovenop het andere, dan ben ik het onderste kwijt! “Nog meer reden om op te ruimen”, zegt ze dan. Ja lieverd, je hebt gelijk en ga weer verder met rommel produceren.
Ineens waren ze daar: de schoonmaakavonden op school.
De arbodienst schreef voor dat schoolschoonmaaksters voortaan niet boven anderhalve meter mochten reiken met hun poetsdoeken, zemen, zwabbers en ander gereedschap. Veilige werkomstandigheden immers. De juffen zagen deze nieuwe regelgeving met lede ogen aan en brachten, tijdens een personeelsvergadering, het immense probleem ter tafel. Het vrouwvolk had ook al een oplossing bedacht: als we dit nu eens zelf gingen doen? Schoonmaken dus. Met hulp van ouders, dat dan weer wel.
Ik sputterde iets van: “daar ben ik niet voor aangenomen” , “laat het bestuur meer geld in schoonmaak investeren” en “als het niet veilig is voor de schoonmaaksters, maakt het dan niks uit als ik van een ladder donder?” Hoon was mijn deel, de meerderheid beslist en dus kwamen ze er, de schoonmaakavonden.
Met frisse tegenzin toog ik naar het schoolgebouw, dat ik de hele dag al van binnen had gezien. Een uitspanning die al zo oud was, dat het de vraag mocht zijn of enige vorm van kuisen de energie nog wel waard zou zijn. Door middel van briefjes hadden ouders zich opgegeven en zo stond er voor de ingang van de school al een heel peloton van dames paraat. En twee vaders van de ouderraad. Die er dus niet onderuit konden en werden ingezet bij het schoonspuiten van de beglazing.
Daar ik, behalve leerkracht, ook de ICT op school als taak had, ging ik bij de computers langs. Veegvingers op de schermen, bakken vol met stof, ja zelfs een knikker in een cd-speler. Maar… dus wel allemaal op een hoogte beneden de anderhalve meter! Dus, waarom ben ik hier? Liep ik met spuitfles en schoonmaakdoek rond, dacht men dat ik het wel heel druk zou hebben. Zo kon een klein klusje de hele avond duren. Want shit, wat heb ik er een hekel aan als ik iets moet doen, waar ik de zin niet van in zie.
Als altijd was ik de volgende dag weer vroeg present. Ik kijk mijn lokaal rond. Wow, is dat even schoon zeg! Mijn schouders ophalend moet ik concluderen dat ik werkelijk geen verschil zie met de dag ervoor, terwijl er toch echt een heel roedel kakelende dames aan het poetsen is geweest. Zoals ik zei, een oud gebouw, wat voor een winst is er te halen op schoonmaakgebied? Tegen kwart over acht loopt er een moeder door de gang. Ze ziet me door het glas in mijn lokaal staan en roept me toe: “Lekker schoon hè?” Ik lach terug en steek mijn duim op. The world of make believe…