Dit glinsterende mesje in het bruin leren foedraaltje, zo’n beetje het enige dat ik van je wilde hebben. Waar je zo secuur je appeltje mee schilde. De ingegraveerde ooievaar die zijn vleugels over het nest spreidt. Embleem van de zaak waaraan je de beste jaren van je leven hebt gegeven.
De zaak die na je dood zo oorverdovend ontbrak op de crematie.
De zaak die je zelfs geen in memoriam in het personeelsblad meer waard vond.
Te lang geleden, teveel fusies, weg gereorganiseerd, vergeten.
Al die late avonden overwerk aan je bureau in de koude achterkamer.
Uren die ik wakend in bed doorbracht uit angst dat je in elkaar zou zakken. Pas gerust als de deur piepte en het licht op de gang uitging.
De zaak, die in alles terugkwam, in de asbakken, de vloeiblaadjes, de sleutelhangers, de briefopener en mijn eerste spaarpot. Zwaar gegalvaniseerd ijzer, de sleutel opgeborgen. Maar waaruit op stille momenten de kwartjes en dubbeltjes zo soepel langs het grote keukenmes naar buiten gleden.
Jouw mesje, ik heb het in mijn hand. Inklapbaar, vlijmscherp nog, met aan de andere kant het vijltje waarmee ik de randen van mijn nagels glad schuur. Zoals ik je elke zondagochtend zag doen. Hand steunend op de leuning van je stoel. Je rug naar het raam. De verkleurde balastore zonwering, waarvan de touwtjes altijd in de war raakten en waar in de zomer het licht in fijne straaltjes door naar binnen druppelde. Een klein hoopje slijpsel bleef er achter, dat helder afstak tegen het donkerbruine hout. Je blies het weg, zwevend wolkje poeder in tegenlicht. Dan verdween het mesje zorgvuldig in een van die ruime broekzakken waarin ik van alles kon horen rinkelen.
Perfecte nagels had je, kantoornagels met het voorgeschreven streepje wit aan de bovenkant en daaronder de keurig rondgetrokken nagelriemen.
Vannacht droomde ik weer van je. Je bent steeds bruingebrand en in je beste jaren. Maar praten doen we niet, ik zie je alleen van een afstandje, we komen niet dichterbij.
De zon scheen fel boven een mollig grasveld.
Je had een hemelsblauw overhemd aan met oranje ballen. Korte mouwen, vrolijk. Ik dacht: dat staat hem goed, soepel, open. Zo’n hemd dat je van je leven niet aangetrokken zou hebben. Maar wie weet durf je wat meer waar je nu bent.
Vandaag ben je op de kop af 23 jaar dood en dichterbij dan ooit.