Een paar jaar geleden ben ik enkele maanden met m’n motor door de Verenigde Staten van Amerika getoerd. Grote steden heb ik aangedaan: majestueuze wolkenkrabbersilhouetten, verrijzend aan de horizon. Ook reed ik wondermooie, dieporanje zonsondergangen tegemoet, in eindeloze woestenijen waar geen sterveling te bekennen viel. Een van de mooiste reiservaringen uit mijn leven, die tocht.
Kers op de taart had een tattoo moeten zijn, die ik liet zetten op mijn achterwerk. De tekst van de tattoo in kwestie, luidde als volgt:
Isabela
Ik schrok me een hoedje toen ik die bewuste zeven letters ten eersten male in de spiegel bekeek. Ze hadden een cadeau moeten zijn voor mijn vriendin Isabella, waarmee ik haar bij terugkomst uit de Staten wilde verrassen. Inderdaad: mijn vriendin Isabella. Met dubbel L dus… De ezel van de tattooshop bleek een ongeletterde hansworst, had bijgevolg de naam van mijn lief met slechts één L op mijn achterste getatoeëerd. Een onvergeeflijke fout. Uiteindelijk heb ik de gast weten te overtuigen van zijn grove nalatigheid, heeft die grap mij uiteindelijk niet één dollar gekost, in mijn maag ermee zat ik wel: ik vreesde mijn thuiskomst. Mijn inmiddels ex-vriendin is van Italiaanse origine, die willen nog weleens van een mug een olifant maken, in woede ontbranden om niets. Om zoiets luttels als ʼn ontbrekend Elletje, in dit geval.
Ik kreeg gelijk, wat die spreekwoordelijke Italiaanse hartstocht betreft. Mijn Isabella verweet mij, dat ik slordig was omgesprongen met haar ‘fonetische en typografische eigenheid’. Zij vond dat ‘Isabééla’ voor geen meter klonk, er bovendien volslagen bespottelijk uitzag, en schoof de verantwoordelijkheid van het spellingsdrama volledig in mijn schoenen. Mijn verweer – dat die knakker van de tattooshop een imbeciele kwast was die mij onbedoeld, maar toch, genaaid had met zijn analfabetische onnozelheid – , daar wilde zij niets van weten. Sindsdien heb ik nooit meer billenkoek van haar gekregen, terwijl we daarvoor toch zulke frequente beoefenaars waren van het nobele sm-spel. Zij ‘trok’ mijn foutieve tattoo simpelweg niet: en bijgevolg ook mijn tampeloeres niet meer.
Drie maanden na mijn terugkeer uit de VS liep onze relatie sowieso op de klippen. Zij bleek niet te beschikken over het gevoel voor (zelf)relativering dat ik van een vrouw verwacht, van een vrouw eis, en zij op haar beurt vond mij een nonchalante lapzwans. Het kon mij geen zier meer schelen. Ik was haar beu, het was mooi geweest: drie maanden hadden we lief en leed gedeeld, nu was het tijd om de relationele vleugels opnieuw uit te slaan.
Wel was het pijnlijk dat ik sinds het verbreken van die relatie, met een levensgrote Isabela op mijn reet rondliep. Ik kan u verzekeren, het kost heel wat moeite om tijdens onenightstands gedurende de hele avond en nacht, het aanzicht van je derrière te verbergen voor je vrouwelijke gezelschap.
Niet zelden is het voorgekomen dat ik midden in de nacht achterstevoren de slaapkamer van mijn bedgenotes ben uitgelopen, op weg naar de wc. Een potsierlijk gezicht moet dat voor hen geweest zijn, mij zo te zien strompelen, als ware ik zo trots op mijn – inderdaad behoorlijk kloeke, dat moet gezegd – jongeheer, dat ik hem constant aan de dames in kwestie zou willen tonen.
Ik ging over tot rigoureuze maatregelen, besloot op de zeventien datingsites die ik in die tijd regelmatig placht te bezoeken, te gaan surfen met de zoekterm ‘Isabela’. Tot mijn verbazing bleken er behoorlijk wat dames te zijn die hun naam, althans hun profielnaam op de onderhavige websites, spelden met slechts één L.
Al na drie weken had ik beet. Een lange, knappe Isabela uit Het Gooi, mondhygiëniste van professie, kinderboekenschrijfster uit plezier, met wie het reeds bij ontmoeting één klikte. Tijdens de derde date was het dan eindelijk zover. We zouden voor het eerst het bed gaan delen. Ik voelde me opgelaten, van de spanning kreeg ik mijn condoom niet fatsoenlijk om mijn halfslappe lid – een handeling die ik duizenden malen in mijn leven zonder enige problemen had uitgevoerd.
Toen zij mij daar even later bij hielp sprong mijn jongeheer spoorslags in het gelid en in ’n wip en ’n zucht zat het rubber om mijn geslacht. Het feest kon beginnen.
Maar eerst moest ik haar nog opbiechten dat ik in het bezit was van een tatoeage. Haar reactie had ik verwacht: zij vond tattoo’s maar ordinair, in haar milieu (‘oud geld-kringen’) kwam je zulke ondingen niet tegen. En als je ze al tegenkwam, zo vertelde ze me, dan waren het kleine, subtiele, abstracte versieringen, die de gratie van het betreffende lichaam wisten te versterken, zeker géén teksten: die waren te snel gedateerd en derhalve uit den boze.
‘De mijne is een tekst’, sprak ik nederig.
‘Waar heb je hem? Laat hem eens zien…’, schamperde ze.
Daarop draaide ik mijn achterwerk naar haar toe en koekeloerde ze recht in mijn spleet, met links en rechts daarvan:
Isa bela
Sprakeloos, dat was ze. Alleen een zuchtend ‘mamma mia’ ontsteeg aan haar lippen. Meer dan een minuut zat ze daar, woordeloos, terwijl ze langzaam tot zich door liet dringen wat ze zo-even had aanschouwd: mijn tooches, opgesmukt met haar naam. Toen verbrak ze dan toch de stilte.
Ze verkocht mij een keiharde pets op mijn achterste. En nóg een. En nóg een. En nóg eentje. Tegelijkertijd, zich daarbij haast verslikkend in een melig schaterlachsalvo, mij de volgende woorden toebijtend: ‘Uilskuiken! Druiloor! Paljas! Wat ben jij een ongelooflijke ezel! Ik heb nog nooit een ezel geneukt in mijn leven, dit zal de eerste keer zijn: ga maar eens op je rug liggen, Mister Donkey, dan ga ik je neuken zoals ik nog nooit een hoefdier nam.’
Gehoorzaam ging ik plat, en ik moet zeggen: de seks was uitstekend. Ondanks haar wat neerbuigende houding betreffende mijn tattoo-faux pas, ketste deze Isabela als de beste: een blijvertje, vermoedde ik! Ik was voorlopig niet van plan de tekst van mijn achterste te laten laseren.
Dat kon altijd nog. Wanneer ik ooit een Naddinne zou schaken. Of een Katherrine. Of een Josephhine.