Alwéér over die vakantie? Ja.
Na twee weken ben ik volledig genezen van het concept ‘vakantie’. Vorige week was ik de paraderende macho-strandballen al zat, nu ben ik met de rest van de conceptuele invulling ook wel weer klaar.
Vakantie. Wat moet je ermee. Ik bedoel niet het een x aantal dagen vrij hebben op zich. Ik bedoel het dwangmatig naar verre oorden gaan om te ‘ontspannen’, om bij te komen van de stress van het dagelijks leven. Geef mij nu alsjeblieft dat dagelijkse leven maar terug; na een fatsoenlijke vakantie weet je dat namelijk pas écht weer te waarderen.
De ellende begint al met het regelen. Waar gaan we heen? Geen idee. De kinderen willen zon, strand met zand en zo veel mogelijk party. Ik wil enkel aangename temperaturen, een acceptabele, van thuis afwijkende omgeving, een hotelzwembad waar ik nog bij in pas, en vooral: stilte. Een ouwe-mannenhand is snel gevuld.
Resultaat: te veel heet, schurend zand tussen de tenen (en elders) terwijl je ijlend in een pakkend frame van georganiseerd massatoerisme de zee leeg ligt te slurpen. Af en toe geef je een paar nieuw aangespoelde vluchtelingen vriendelijk de hand en vertel je ze waar het dichtstbijzijnde toilet is; hoort er ook bij. De kinderen jagen fanatiek op Pokémons onder de handdoeken van boze Russen en in de ijskar van de lokale import-Tsjech.
Nagloeiend en met een knarsende bilspleet strompel je elke avond terug naar het hotel. Vervolgens doe je een poging om je oververhitte, plakkende lichaam nog even tussen de zee-mijdende Duitse dikbuiken in het zoetwaterzwembad te proppen. En je ontdekt dagelijks opnieuw dat je nog steeds jammerlijk faalt om in het Italiaans een Purple Fuck aan de bar te bestellen..
Dan volgt pas de echte stress: eten bemachtigen bij het hotelbuffet. De kinderen krijgen kipnuggets, vissticks en frietjes op bestelling [voel mijn jaloezie], maar ik moet keer op keer een veldslag met de andere volwassenen leveren om twee stukjes lauw gebakken aubergine en drie gegrilde cherrytomaten te bemachtigen.
De derde avond zijn we – op advies van zo’n goed gevoede Duitser – naar La Bettolaccia in het wat verder weg gelegen Trapani gegaan. Perfetto! Vanaf dat moment ons stamrestaurant. Ik rijd wel naar mijn eten toe: stik maar in dat volpension-gedoe.
Sicilië zelf is vanzelfsprekend prachtig. Juweeltjes van (rots)stranden. Damesogen en -decolletés om in te zwelgen. Ruïnes om verstoppertje in te spelen. Geniaal. Mits je de pool-bezettende Duitsers, de vrouwen-wegkapende Italianen, de laatste tien graden voor de 40°C en het eeuwige gejammer om ‘t chronische gebrek aan zeldzame Pokémons even wegdenkt.
Eergisteren was mijn laatste strandstrompeldag; ik ben weer thuis! Wat een weelde…
Nu eerst even een week vakantie om bij te komen van vakantie.
Ik weet het wel.
Volgend jaar lap ik alle vakantiewensen die niet de mijne zijn, aan mijn Italiaanse Pertini-stappers.
Volgend jaar gaan we naar Lapland.
Lapjeskatten jagen.