Een pasgeboren baby in huis hebben lijkt erg veel op rouw, weet ik nu. Sterker nog, op veel vlakken is het exact hetzelfde. Een stuk vrolijker natuurlijker. En er is een andere volgorde van zaken. Omgekeerd, om precies te zijn. Een kniesoor die over deze verschillen struikelt.
De twee mensen die ik voor mijn neus heb zien sterven, waren in een klap die persoon niet meer. Mijn vader zag ik bijvoorbeeld in een vingerknip in stoffelijk overschot veranderen. Het ene moment was hij nog de man die mij leerde fietsen en het andere moment was hij een organisch ding, zonder ziel, zonder leven. Een hoopje vlees en botten dat niets anders stond te wachten dan ontbinding. Dat was het dan.
Het omgekeerde zag ik met mijn zoon gebeuren. Het oneerlijke voordeel van man zijn, is niet alleen dat je niet negen maanden hoeft te dragen en ook niet die laatste lijdensweg naar nieuw leven hoeft te doorstaan. Je puft wat mee, geeft wat bemoedigende woorden. Je hebt vooral het grote voordeel van eerste rang kaartjes. Je zit bij het moment suprême vooraan.
Als een levenloze octopus zag ik mijn zoon voor het eerst, uit die volledige ontsluiting komen. Het duurde een paar seconden. Zijn hoofdje had, op de kleur na, nog wel wat weg van een zoogdierenkop, maar het aanhangsel dat volgde had nog niets van iets dat ik ooit zou kunnen leren fietsen.
En toen. Poef. Het omgekeerde van wat bij mijn vaders overlijden gebeurde. Het ding kreeg uit het niets een ziel. Het vormeloze aanhangsel bleek vol lucht een echt mensenlichaam te zijn. Daar was hij, ons kind. Arthur. Het aardse leven kon beginnen.
Attributen
Toen ik na mijn vaders overlijden naar mijn ouderlijk huis ging, was er iets veranderd. Het zou daar nooit meer hetzelfde zijn, dat was wel duidelijk. Al die attributen om zijn ziekteperiode te verlichten hadden geen functie meer. De laatste restanten van een lang ziekbed. Al die witte steriele handvatten, schuine plankjes voor de rolstoel. Ze waren niet meer nodig.
De man die kerngezond was, kwam weer in mijn gedachtewereld op. Jarenlang hadden we voor hem gezorgd. Hij was toiletgang, bedrust en ziekenhuisbezoeken geworden. Ik was haast vergeten dat er een vrolijk, productief leven aan vooraf ging. Er was na zijn dood weer ruimte voor gedachten aan betere tijden. In zekere zin had ik mijn vader weer terug, door hem te verliezen.
Toen ik wat eerder dan mijn vriendin en kind uit het ziekenhuis thuiskwam, om wat op te ruimen, merkte ik direct dat het ook daar nooit meer hetzelfde zou zijn. De kinderkamer, het ledikant, de knuffels en al die andere kindermeuk hadden plots een ziel gekregen. De zwangerschap was voorbij. Levenloze wachtkamerspullen kregen een functie. Wat er te gebeuren stond was uiteraard onduidelijk, maar het punt waar de commode, het bedje, de rompertjes al maanden naar uitkeken, was aanstaande. Ze konden aan de slag. Het aftellen was afgelopen, het optellen begonnen.
Ook alle randzaken bij dood en geboorte hebben een soortgelijke functie. De uitvaartverzorger, de kraamzorg, de cake met koffie, de beschuit met muisjes. Allemaal familie van elkaar. Kaartjes sturen naar de entourage van je leven. Kaartjes terugkrijgen. Veel bezoek. Mooi wel. Leven en dood zijn onafscheidelijk. Ik vermoedde het al, maar ben er nu wel heel duidelijk op gewezen. Dank je Arthur. Dank je pap.
Wow wat intens mooi… Ik slik een brok weg.
Bedankt voor het delen..
Zo dichtbij de sterfdatum van mijn moeder.
Had geen blog me harder kunnen raken.
Dankjewel <3
Diep respect