Eerst lezen: Wat hieraan vooraf ging.
PUUR COMMUNISME
“Dát noem ik nog eens een goed idee!” De mannen knikken enthousiast. Aiko springt op. De boot schommelt ervan en ik word nog een beetje misselijker dan ik al was.
“Denis, jongen, dit is toch perrrfect?” Aiko kijkt me met glinsterende ogen aan. Hij ziet zijn seksloze toekomst al helemaal voor zich. “Jij bent de helft van de tijd alleen, zit ook maar een beetje eenzaam te kniezen in dat loeigrote huis van je. En nu, nu kunnen we een pracht van een woongemeenschap oprichten, met alleen maar goede vrienden! Niemand meer eenzaam, niemand meer geldzorgen, niemand meer gedwongen tot copulatie voor onderdak.” Vooral dat laatste zit hem hoog, dat is duidelijk.
Dit moment vreesde ik. Als ik ‘nee’ zeg, zullen ze me een grote egoïst vinden, die zijn beste vrienden in hoge nood laat hangen. Als ik ‘ja’ zeg, heb ik – naast mijn kinderen – vier mannen extra in huis. Hele fijne mannen hoor, daar ligt het niet aan. En qua ruimte is het wel te doen: het huis is groot genoeg, en in het tuinhuis kan ook nog wel een kamer ingericht worden. Het lijkt me ook best interessant, zo’n leefgemeenschap met je beste vrienden. Terug naar de studententijd. Daarnaast zouden mijn geldzorgen in één klap opgelost worden: vier keer een paar honderd euro in de maand en mijn hypotheek is gewaarborgd. Maar de kinderen, hè…
“Ik moet er even over nadenken hoor, dit is nogal wat…” murmel ik overrompeld. Ze kijken me verbaasd aan.
“Waarom?” vraagt Hans, “dit is toch dé oplossing voor ons allemaal?”
“Als ik geen kinderen had, zou ik het zó doen. Maar ik heb nu eenmaal wél kinderen. En jij trouwens ook, Guido. Wat zou jouw ex ervan vinden als jouw kinderen in het weekend in een mannenleefgemeenschap wonen?” Dat vind ik een goede opmerking van mezelf.
Guido zwijgt. Dit keer in overpeinzing.
“Als het een nette, seksloze, ordentelijke leefgemeenschap is, zou ze het wel oké vinden, denk ik,” meent hij dan. “Alles beter dan mijn kip-caravan.”
Maar Guido heeft zijn kinderen slechts om het weekend, ik de mijne afwisselend een hele week, zoals dat meestal gaat in co-ouderschap.
“Laat die kinderen maar aan ons over. Wij zijn perfecte opvoeders, dat weet je. En we zijn gek op ze, en die kids op ons. Dat weet je ook,” argumenteert Johan.
Ik weet het. En ik vertrouw ze ook echt wel.
“Kun jij je weer eens zonder schuldgevoelens op je werk storten: je hebt er in één klap vier kundige babysitters bij!”
Daar zit ook wat in, inderdaad.
“Zoals ik zei, ik moet er even over nadenken. Ik weet het nog niet. Ik wil ’t in ieder geval eerst de kinderen vragen. En ex.”
Zo. Klaar. Basta. De kinderen willen dit toch niet, dat weet ik nu al. En kinders’ wil is wet. En als die wet er niet komt, is er altijd nog ex, die vast gaat steigeren. Komt goed.
Alleen die schommelende boot, daar moet ik nu nog vanaf zien te komen.
(– wordt vervolgd –)