Niet zo lang geleden wilde ik bij Eindhoven vanaf de randweg op de A67 richting Venlo invoegen. Dat ging prima. Ik kwam achter een grote vrachtwagen te zitten en ik zag in mijn spiegel dat ik meer dan voldoende ruimte had om op de linkerbaan te gaan rijden. Dat Golfje was nog zeker 200 meter van mij verwijderd.
Een verkeerde inschatting, bleek.
De Volkswagen reed harder dan toegestaan. Anders gezegd; meneer kwam met tenminste 160 kilometer per uur de file inrijden.
Tegelijkertijd dacht de vrachtwagenchauffeur heel aardig te zijn en naar links te gaan. Zodat er ruimte ontstond voor de andere auto’s die wilden invoegen.
En ik reed in zijn dode hoek.
Vol op de rem moest ik. De Golf achter mij slipte bijna tegen de vangrail en dát zag de vrachtwagenchauffeur, waardoor hij zijn stuur naar rechts gooide.
Dat was mijn redding. Daardoor werd mijn kleine zwarte Arosa net niet geraakt door de vrachtwagen. En, omdat de Golf de berm in scheurde, werd ik niet naar voren gelanceerd.
Had de Golf mij geraakt, dan had de vrachtwagenchauffeur mij niet gezien en was ik zonder twijfel ik tussen de vangrail en de vrachtwagen geperst. Dat had ik niet naverteld.
Ik was bijna dood.
“Boeien”, denkt vermoedelijk minstens de helft van jullie lezers. “Dat overkomt ons allemaal. Regelmatig. De wegen zijn vol en men gunt elkaar niet meer de ruimte. Zo gaat dat, anno nu. We zitten niet meer in 1978, toen we nog massaal keurig in de rij reden, in onze Kadett.”
Dat klopt.
Maar deze ervaring deed mij iets.
Ik werd bang.
Met rillende handen manoeuvreerde ik mijn kleine blik achter die grote vrachtwagen en met 80 kilometer per uur heb ik de rest van de weg naar huis achter die grote wagen gezeten. Mijn hart zat in mijn keel, mijn benen kreeg ik niet meer stil en -eerlijk is eerlijk- ik zat bijna te huilen.
Want wat als het daadwerkelijk fout was gegaan? Wat als ik het niet meer had kunnen navertellen?
Een reële angst is dat.
Praktisch omdat ik in een erg onveilige auto rijd. Een Seat Arosa uit ’96 zonder stuurbekrachtiging en in elkaar gezet met zo goedkoop mogelijk als motivatie. Er blijft totaal niets van dat karretje over als het ergens tegenaan komt. Maar hij is goedkoop in belasting enzo.
Tja.
Emotioneel omdat ik nog steeds nodig ben.
Het zal voor mijn vrouw, voor familieleden, vrienden en kennissen vervelend zijn als ik dood ben, maar zij redden zich wel. Ze zijn immers volwassen. Maar hoe laat ik mijn kinderen achter?
Mijn Draken zijn pas 6 en 7 jaar oud. Ik kan het ze niet aandoen om alvast te vertrekken. Dat tekent ze. Voor het leven.
En hoe zit het eigenlijk met het huis? De financiën? Als ik weggerukt word, laat ik dan een extra zorg voor mijn vrouw achter? Moeten ze emigreren naar een flatje, zes hoog in fokking Woensel?
Dat zat ik mij allemaal te bedenken, achter het stuur van mijn kleine rot autootje. Vol zelfmedelijden en extreem negatief denkend. Ach en wee, welk een leed treft mij!
Heerlijk, af en toe.
Thuis aangekomen heb ik stoïcijns verteld hoeveel geluk ik had. Mijn vrouw keek mij met grote ogen aan, de kinderen vonden de rijst maar vies en de kat miauwde om voer. Het leven ging, kortom, gewoon door.
De dag erop heb ik alle verzekeringspapieren nagekeken. Ook heb ik mijn pensioen gecontroleerd en ik heb de hypotheekverstrekker gebeld om zeker te weten dat mijn gezin in het huis kan blijven wonen als ik spontaan sterf.
Ik blijk een meer dan prima levensverzekering te hebben. Maandelijks zal er door mijn huidige werkgever een fijn bedrag worden gestort totdat ik 67 zou zijn geworden, dus de kinderen en mijn vrouw laat ik zorgeloos achter. Op financieel gebied.
Ook ben ik gaan surfen naar nieuwe tweedehandsjes voor weinig geld, maar voorzien van een kreukelzone.
Prachtige auto’s kwamen op mijn beeldscherm, maar tegelijkertijd stierf mijn nieuw verworven doodsangst. Want waarom maak ik mij zo’n zorgen? En denk ik nu echt dat een andere auto mijn leven had gered?
Als magere Hein mij komt halen gebeurt het toch wel. Onherroepelijk. Daar helpt geen enkele kreukelzone tegen.
Fluitend scheurde ik in mijn Arosa de linkerbaan op. Vrijwel direct haalde ik diezelfde Golf in. Wat een toeval!
Niet dat ik hem de ruimte gaf om in te voegen.
We zitten immers niet meer in 1978.