Zijn mannen nou echt zo kleinzerig?
Ik ging laatst naar de oogarts. Dat hoort bij mijn leeftijd en bij mijn verregaande bijziendheid. Min acht, dus dan weet je het wel. De oogarts, een jonge vent, duidelijk in opleiding, had er zin in.
Na de eerste tests – oogdruk, scherp zien – besloot hij om ook eens goed mijn netvlies te bekijken. Dat is een zwak onderdeel van mijn oog, dus ik snapte dat dit moest. Maar het houdt ook in dat hij een grote, zwarte lens direct op m’n oog moest plaatsen. Niet zo’n klein contactlensje, maar zo’n groothoeklens voor je foto-camera. Echt. Enorm. Op je oog.
Dit eh, vond ik niet leuk. Dus onwillekeurig en geheel per ongeluk knipperde ik met mijn ogen. Plop, lens uit m’n oog. En opnieuw. En weer protesteerde mijn oog.
Na de eerste tests liep de oogarts i.o. weg om te overleggen met z’n supervisor. Bij z’n terugkomst verontschuldigde ik me voor het mislukken van de netvlies-test. Ik zei dat ik het echt probeerde.
“Dat geeft niets”, zei de oogarts. “Dat komt vaker voor, zeker bij mannen.”
Oh?
“Ja, mijn hoogleraar zei daarover dat mannen meer pijnvezels hebben. Dat verklaart waarom deze onderzoeken niet altijd lukken bij mannen.”
Pijnvezels. Deze hoogleraar zei het zelf. Dus het ligt niet aan ons, mannen. Het ligt aan onze pijnvezels.
Pijnvezels…die onthouden we!
Dan mogen blij zijn dat ze geen kind hoeven/hoefden te baren.