Geuren doen een hoop met de mens. Er wordt gezegd dat geuren diepere herinneringen met zich meebrengen dan wat dan ook. Dat hoeft niet altijd even leuk te zijn. Dan loop je bijvoorbeeld nietsvermoedend bij iemand naar binnen waar de lucht zwanger is van chemische vanille of aangedikte lavendel. Man, man, man. Dan kun je toch gemakkelijk de controle over je zelfbeheersing verliezen.
Neem nou geurkaarsen. Of liever, neem ze vooral niet. Hompjes ellende met een touwtje er doorheen. Vrouwen zijn er dol op. Maar moeten die krengen daarom dan altijd naar zwaarwichtig truttenzweet ruiken? Vanille, potpourri, lavendel…sodemieter op met die onzin.
Jeuk aan de neus als een malle. Geurkaarsen komen uitsluitend in geuren die mannen pas in hun huis loslaten wanneer ze van overtollig bezoek afwillen. Het is het geur-equivalent van een willekeurig Celine Dion nummer. Zum kotzen, letterlijk.
Geurkaarsen meuren altijd naar doorgeslagen braafheid en nooit naar lekkere dingen. Ik noem paprikachips, gemarineerde spareribs of een ouderwets kampvuur. Zo simpel kan het zijn. Masculine geuren dragen tenslotte minstens zoveel gemoedelijkheid bij zich. De geur van een houtzagerij vol heerlijk zaagsel, of van een garage met smeerolie en onderdelen van ijzer. Leer, nog zo’n stoere en aangename geur. Dat ze bij Bolsius en aanverwante sfeermakers daar eens rekening mee houden. Lutsers.
Ik heb appeltaart-geurkaarsen. Best te pruimen, vond de man.
Ah, het begin is er. Nu nog de shoarma-achtige varianten. Oh en worstenbroodjes. Want bijna zondagochtend.