Gejuich bij de Hartstichting, maar in werkelijkheid is het slecht nieuws: De kans om een hartstilstand te overleven is de afgelopen twintig jaar meer dan verdubbeld, van 9 naar 23 procent. Direct ingrijpen vergroot de overlevingskans.
Direct ingrijpen! Nondeju, ik krijg er subiet zin an! Zakt daar plots een mooie jonge vrouw in elkaar. Daarnet babbelde ze nog opgewekt in haar mobieltje en nu dit. Een hartstilstand! Het beeld verstilt. Een tas stuitert in slow motion op de grond. Een fotomapje valt open. We zien kiekjes van een echtgenoot en bloedjes van kinderen. O jee, deze vrouw heeft zoveel om voor te leven.
Omstanders komen direct in actie. Iemand belt 112, een ander past hartmassage toe en nog geen tien seconden later kan begonnen worden met defibrilleren. En hopla, mevrouw leeft weer. Mooi is dat. Is ze nog net op tijd thuis om de aardappels te jassen en manlief in de deuropening op te wachten. En iedereen leefde nog lang en gelukkig.
Ik heb me meteen aangemeld voor een reanimatiecursus, want stel je voor dat je in de gelegenheid komt! Geheel legitiem een knappe jonge vrouw de blouse van het lijf scheuren om vervolgens uitgebreid de hartstreek te beroeren. En dan het liefst in combinatie met de levenskus die mond op mond beademing heet te zijn. Héérlijk.
Maar hoe groot is die kans eigenlijk?
Welnu, zo goed als nihil. Ja, een hartstilstand kán jonge mensen treffen – zoals het je ook kan overkomen dat je de Postcode Loterij wint. Maar de realiteit is dat bijna alle mensen die een hartstilstand krijgen hoogbejaard zijn.
Een oud vrouwtje met een rollator dat plots op straat in elkaar zakt. Een bingoformuliertje dat in slow motion uit haar tas dwarrelt. Een shot van steunkousen, een ingevallen mond en haren op de kin. Passanten willen nog wel 112 bellen, maar wie begint er met de hartmassage – en erger nog: de mond op mond beademing?
Omstanders lopen gehaast door. Niemand die het kunstgebit uit haar mond wil pulken. Trouwens, misschien was mevrouw wel onderweg naar haar door de overheid gefaciliteerde euthanasie? Rustig laten liggen dus, want reanimatie van mensen boven de tachtig loopt bijna altijd slecht af, óók bij snel ingrijpen.
Vaak wordt op straat door hulpverleners of ambulancepersoneel nog wel gereanimeerd, maar dan alleen voor de vorm. ‘Protocollair reanimeren’ heet dat. De bejaarde belandt veelal met gebroken ribben en een klaplong (hartmassage gaat er niet zachtzinnig aan toe) op de intensive care om na een korte coma te overlijden.
Oké, toegegeven, het slachtoffer hééft een kans, hoe klein ook, om te overleven. Desnoods als kasplantje. Maar dat mag de pret niet drukken, want kasplantjes vallen voor de statistici van de Hartstichting allemaal onder de noemer ‘overleven’.
Tja tja…hard, maar wel de waarheid…