De man met het lege gezicht in de loungebar. Op vrijdagmiddag, in de natgeregende stad. Hij kent geen diepe dalen, geen hoogtepunten. Voor hem geen blijdschap of blues. Slechts de doodse vlakte van een nietszeggend landschap.
Ik kan niet zeggen dat ik hem benijd. Hem en zijn leven. Zijn stropdas knelt, ik zie het, het is een kledingstuk dat hij liever niet zou dragen. Welke man draagt met liefde een stropdas? Ik schat hem in als een vlot gebekte beursjongen, iemand die geld ‘maakt’ met het geld van anderen.
Hij draagt de ‘juiste’ bruine schoenen, het type dat in de mode is in zijn kringen, onder zijn zwarte pak. Zijn jongste model Appelgrut – elektronische echtgenote – constant bij de hand. Af en toe wat wit poeder, voor de energie, ik zie het aan zijn neus. Regelmatig, op kosten van de zaak, een dure courtisane met alles erop en eraan.
Zij kan echter, ondanks haar glamoureuze voorkomen, de melancholie niet verhullen die ten grondslag heeft gelegen aan haar frivole beroepskeuze. De goedkope tatoeages – niet gespeend van spelfouten – op haar onderarmen verraden het milieu waaruit ze stamt en wist te ontsnappen: ook zij stond ooit achter het station getrouwde kerels af te zuigen voor veel te weinig geld.
In het weekend bezoekt de man met het lege gezicht de verplichte party’s, om te netwerken; samen met zijn in een hoerige fantasiepanty gehulde tweede echtgenote. Ze lachen op zulke partijtjes beiden ogenschijnlijk hartelijk – luid en duidelijk – om elke leuke of niet leuke grap die hun kant op wordt geslingerd, en beantwoorden bijkans iedere vraag met een nietszeggend: ‘Absoluut!’ Zij zuipt zich bij zulke gelegenheden het apelazarus; hij mag rijden.
Thuis ligt dochter Jente in een hoekje van haar veel te grote hemelbed eenzaam te kniezen, in haar armen haar knuffel Beertje Benno. In een vrijstaand huis van een paar miljoen euro, met een sauna, een jacuzzi, een zwembad, een wijnkelder. En de dochter des huizes dus, nazaat van de man bij wie ze woont en haar moeder, die er enkele jaren geleden vandoor ging met een jonge, speelse, ongeschoren ICT-schavuit van begin twintig. Sindsdien leeft er een stiefmoeder in huis. Een met nog minder smaak dan surrogaatkoffie.
Het kraken van de kiezels onder de zware banden van de zwarte BMW. De hond blaft, Jente schrikt wakker, de oppas drukt de tv uit. Een avond van netwerken zit erop.
Netwerken, zoals mijn oom zaliger ooit zei: reet-bungeejumpen.