In september begon het menens te worden. In oktober ging het van kwaad tot erger. Als een vleugellam vliegtuig viel het de vermoeide zon steeds zwaarder zich boven de daken en boomtoppen te verheffen die ze in de zomer nog hautain ver onder zich liet. Mijn eens zonovergoten tuin werd een gevangenis waarin steeds langere schaduwen me steeds verder terugdrongen. Tot ik met de rug tegen de muur stond. Een dag later begonnen ze vanaf mijn voeten langs mijn benen omhoog te klimmen. Voelbaar was de herfst allang, inmiddels doet hij pijn.
Halverwege de herfst biedt de tuin ontvluchten nog enig soelaas. Als het even kan zoek ik de zon op buiten de gevangenismuren. Als alles dan meezit, wolken die talmen haar de genadeklap toe te dienen, de wind die zich gedeisd houdt, zijn haar stralen nog verrassend warm. Geleund tegen een muurtje bij het veldje achter mijn tuin probeer ik er zoveel mogelijk op te vangen. Ze roepen herinneringen aan de zomer op, zelfs nu nog, begin november. Maar het is de warmte van de smeulende resten van een kampvuur. Je weet dat de gloed verdwijnt en de vonken uitdoven.
De bloemen kunnen mijn voorbeeld niet volgen, aan de grond genageld in die steeds verder in de herfst wegzinkende tuin. Het enthousiaste oranje van de Oost-Indische kers is al zeldzaam geworden en de groene blaadjes steeds kleiner. Vorig jaar bleven ze dankzij een winter die zich lang inhield, hun best doen tot in januari, maar deze herfst heeft andere plannen. Een vroege scherpe vorst dreigt ze deze week de genadeklap te geven. Er lijkt geen redden aan. Pas in maart zal ontkiemend zaad de bloemenzee van de volgende zomer garanderen. Maar die is nog ver.
Voorlopig zal de kille grauwe duisternis onstuitbaar voortschrijden, de kortste dag is nog lang niet bereikt. Pas voorbij dat keerpunt zal de zon gaan werken aan herstel. Maar het dieptepunt van de winter moet dan nog komen. Het zal nog lang duren voor haar nieuwe krachten haar sterk genoeg maken om uit haar schulp te kruipen. Nog langer voor ze de schaduwen uit mijn tuin kan verjagen. Begin februari is ze nog niet verder opgekrabbeld dan tot waar ze nu is, pas in maart begint het zoden aan de dijk te zetten. Vier maanden doorbijten voor er enig schot in komt. Als ze ten minste de kans krijgt zich te laten zien. De strijd tegen donkere wolken, de verkilde atmosfeer en vorst in de grond is altijd een taaie.
Er zit voorlopig niets anders op dan binnen blijven. Met een kale cv en duurzaam ledlicht als armzalig surrogaat voor de gulheid van de zon. Mijn in diepe schaduw gedompelde tuin zal ik maandenlang vooral door het raam zien, nog troostelozer wordend naarmate alles afsterft. Mijn tuin is de natuur in een notendop. Alles moet dood en daarna begint het hele circus opnieuw. Wat heb je meer nodig dan een tuin om te snappen dat alles zinloos is?
ik heb er een zonnelamp voor….
Helpt alles ietsje minder zinloos te maken (-;