Zo’n vijf jaar geleden kon ik nog geen ei bakken. Tegenwoordig is dat wel anders. Ik flans de mooiste gerechten in elkaar. Ik heb er zelfs een heuse nieuwsbrief voor opgezet: Recepten voor mannen die niet kunnen koken. Heb jij zo’n man? Abonneer hem dan hier. Kun je lachen.
Maar voordat ik afdwaal, voor sommige gerechten heb je zo nu en dan natuurlijk verse kruiden nodig, basilicum bijvoorbeeld. Dus kocht ik afgelopen zomer een basilicumplantje bij de Albert Heijn.
Ik had er maar een paar blaadjes van nodig, voor de salade caprese (tomaat, mozarella, basilicum, peper, zout, olijfolie). Daar koop ik telkens een verse plant voor. Ik zal wel moeten, want telkens nadat ik zo’n plantje heb gekocht en gebruikt, staat het eerst een paar dagen te verpieteren op het aanrecht om aan het eind van het liedje en nog voordat ik mijn volgende salade maak, zo dood als een pier te verdwijnen in de afvalbak.
Zonde van de plant en zonde van het geld. Zo’n plantje kost toch al gauw een eurootje of twee, drie. Ook zonde van de tijd en moeite die de plant zich samen met moeder aarde en de kweker heeft moeten getroosten om tot een voor consumptie geschikt formaat te komen.
Daarom besloot ik het dit keer anders te doen. Dit plantje zou overleven en groeien. Gestekt worden en nazaten krijgen. Ik zou het vertroetelen. Er tegen praten zelfs, mocht dat nodig zijn. Ik zou een heuse basilicumkweker worden. Een basilicumboer. Voor elke salade caprese die ik vanaf nu zou maken, en voor willekeurig welk ander gerecht waarvoor ik vanaf nu basilicum nodig zou hebben, zou ik mij voortaan kunnen wenden tot mijn groene, welriekende Italiaanse kompanen in de vensterbank. Zij zouden paraat staan met hun groene, smaakvolle bladeren in de aanslag. Mijn Partizanen. I miei partigiani!
Mijn bescheiden buikje was zo ongeveer het enige dat ik tot dan toe ooit zelf had gekweekt. Het alwetende internet bood uitkomst.
Een basilicumplant kan best heel groot worden, zo las ik hier en daar op blogs van mensen met groene vingers. Groter althans dan die kleine, fragiele dingen die je in de supermarkt koopt. Dat stemde mij hoopvol. Ook mijn basilicumplantje, dat petite ding daar op het aanrecht, dat vanwege mijn salade caprese ook nog eens enkele blaadjes moest missen, kon uitgroeien tot een plant van formaat.
Maar dan moest de plant wel in een grotere pot. Want in dat kleine, plastic potje waarin ze in de supermarkt staan, kan de basilicumplant niet groeien.
Dus ontdeed ik mijn plantje voorzichtig van het doorzichtige folie, haalde haar uit het zwarte kunststof potje dat haar wortels als een dwangbuis omklemde en zette haar in een grotere pot met gaatjes in de onderkant. Dat laatste is trouwens niet geheel onbelangrijk. Een basilicumplant wil namelijk liever niet van bovenaf worden bewaterd. Het liefst staat ze met de onderkant van haar potje in een bakje met water zodat ze zelf van onderaf water kan aanvoeren.
In de categorie ‘gooi feitjes op me’: de basilicumplant zet, net als de cannabisplant en vele andere planten, afvalstoffen zoveel mogelijk bovenin af. En dan ook nog eens dicht bij de stam. Ga je daar dan water geven, dan stromen de afvalstoffen weer mee naar beneden naar de drinkwortels onderaan de plant die dienen om water op te nemen. Dan krijgt de plant die troep dus nog een keer voor de kiezen. En dat gaat ten koste van de groei. Het bladerdek van veel planten is dan ook gevormd om zoveel mogelijk (regen)water naar buiten toe af te voeren. Weer wat geleerd.
Ik deed netjes wat de diverse blogs mijn adviseerden. Mijn vrouw verklaarde me ondertussen voor gek. ‘God, hij heeft ook weer een projectje hoor.’ En tja, ik ben inderdaad een man van manies. Als ik eenmaal ergens mee aan de slag ga, dan lees ik alles wat erover te vinden is.
Dat heb ik ook met schrijvers. Lees ik een goed boek, dan bestel ik meteen alles wat de auteur in kwestie heeft geschreven. Laatst nog, van Ferdinand van Schirach, een Duitse schrijver annex strafadvocaat. Van hem las ik eerst Schuld, een dun boekje met verhalen. Vlijmscherp geschreven in korte, rake zinnen. De volgende dag bestelde ik zijn hele (bescheiden) oeuvre, inclusief zijn nog niet vertaalde werk.
Afijn. Via haar onderste wortels wellustigde mijn plant zich aan het water dat ik precies éénmaal per dag in haar voetenbadje goot. Haar afvalstoffen zette ze fijn aan de bovenkant af. En omdat het nog hoogzomer was, we schrijven augustus 2016, kon ze nog buiten staan om lekker veel zonlicht te pakken en maximaal aan het fotosynthetiseren slaan. Resultaat: ze groeide als kool.
Toen de herfst aanbrak, verplaatste ik haar naar binnen. Ik zette haar in vensterbank op de zuidkant van ons huis. Daar achter het glas had ze geen last van de kou en kon ze nog mooi veel zonlicht meepikken. Ik kloonde haar, door een paar stekjes van haar te nemen, die op water te zetten en nadat ze wortel hadden geschoten in potaarde te poten. Nu staan er drie grote basilicumplanten in de vensterbank. Onze woonkamer ruikt naar de mediterrane. Je waant je gewoon in Italië.
De eerste keer dat ik van de planten oogst, moet overigens nog komen. Het gaat me toch wel door een hard bot om dat zorgvuldig gekweekte gewas geweld aan te doen. Het is wachten totdat ook deze bevlieging weer voorbij is.