Op de slecht verlichte heuvel zie ik een meisje dansen. Het haar zwiert elke pas weer een halve maat te laat mee , haar armen heeft ze wijd gespreid en haar benen maken een tragische vergelijking met een pas geboren veulen. Ik schat het meisje drie, hooguit. Dus dan mag het.
In mijn hoofd klinkt Le Moulin, van de Soundtrack van Amélie. Frivool. Speels. Kinderlijk, bijna. Wonderlijk dat de klanken in mijn hoofd meegaan in het ritme van het dansende meisje. Waar ze haar pasjes versnelt, laat ik de accordeon sneller spelen, en waar ze inhoudt, houdt de mondharmonica vol spanning zijn toon aan. Een brede glimlach vormt zich langs mijn mond. Kinderlijke onbevangenheid. Mooi is dat.
Terwijl ik beter de soundtrack van Schindler’s List in mijn hoofd kan hebben. Het meisje danst, maar ze is als het meisje met de rode jas. Tragisch, in al haar onschuld. Het enorme leed dat haar te wachten staat; al het verdriet dat ze krijgen zal. De tranen, de onmacht. Het inferno dat haar leven heet.
Hoe lang zal haar onschuld haar nog omarmen? Ik denk dit, terwijl in mijn hoofd de vioolklanken dramatisch aanzwellen. Mijn mond verstart en ik voel mijn ogen vochtig worden. Ik zou zo graag dit meisje willen beschermen. Ik zou haar zo graag in mijn armen sluiten en in haar oor fluisteren dat het allemaal goed komt. Ook al besef ik mij dat het een leugen zou zijn. Maar soms moet je liegen, juist als de waarheid zo’n zeer doet.
Aan de andere kant, hoe moet ik zo’n meisje beschermen? Het leven is hard. Zo is het nu eenmaal. En naast alle drama zal ze ook genoeg mooie toekomstige herinneringen in haar hoofd geprent krijgen. Ze zal lief hebben, ze zal huilen van het lachen, ze zal trouwen, ze zal vrijen. En ze zal dansen. Zoals ze nu doet. Boven op de heuvel.
Onbevangen.
Dan gilt Draak twee dat haar panty niet past. Ik schrik op uit mijn gedachtengang, kijk weg van de poster in de winkel en loop naar mijn prinsesje.
Ik moet daar toch eens vanaf; die dramatische inslag van mij.