
Bron: WikiMedia. Geen Reda op de foto (hopen we dan maar)
Zo’n tweeënhalf jaar geleden vertrok Reda Nidalha naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij IS. Omdat het hem bij nader inzien toch niet beviel, vluchtte hij naar Turkije. Daar zit hij nu in afwachting van zijn proces. Zijn vader wil hem nu naar Nederland halen om hem hier te laten vervolgen. Hij hoopt dat zijn zoon daarna weer een normaal bestaan kan opbouwen in Nederland. Goed plan? Nee.
Ik snap best dat deze vader alles op alles wil en zal zetten om ervoor te zorgen dat zijn zoon op zijn schreden terug kan keren en weer naar Nederland komt om hier opnieuw een bestaan op te bouwen. Maar daarmee trekt deze beste man wel een enorm zware wissel op onze redelijkheid en billijkheid. We praten hier immers niet over een overjarige puber die buiten oud en nieuw een paar rotjes heeft afgestoken in een vuurwerkvrije zone, maar over een jongeman van 22 (geen jongen!) die zo’n tweeëenhalf jaar bij IS heeft gezeten en in die tijd god mag weten wat heeft uitgevreten.
Dat het verblijf in het Kalifaat hem is tegengevallen, is op zich geen excuus om hem hier dan maar weer toe te laten. Integendeel. Toen Reda naar IS-gebied afreisde, wist hij dat hij zich aansloot bij een organisatie die bloedige terroristische aanslagen pleegde om haar gelijk te halen. Hij heeft zich daarmee niet alleen buiten onze maatschappij en ons rechtssysteem geplaatst, maar zich daar faliekant én willens en wetens tegen gekeerd. Zijn inzet voor het Kalifaat heeft direct en/of indirect geresulteerd in doden en gewonden. In IS-gebied, maar ook op Europese bodem. Dat hebben ze pas in Berlijn nog maar weer eens ondervonden, sommigen die een kerstmarkt aldaar bezochten helaas aan den lijve.
Natuurlijk, in juridische zin zal het lastig worden om Reda rechtstreeks te linken aan specifieke gebeurtenissen en daden. Daar lijken hij en zijn vader dan ook op te anticiperen door hem voor de Nederlandse rechter te willen brengen. “Als de rechter kan bewijzen dat Reda iets heeft gedaan in Syrië, dan is dat maar zo.”, aldus de vader van Reda (bron: NOS). Dat lijkt wel heel schuldbewust, maar dat is het niet.
Eigenlijk zegt hij: je moet het wel eerst bewijzen, anders is het niet gebeurd en gaat Reda vrijuit. Dat je onschuldig bent tot het tegendeel is bewezen, is zo ongeveer de heilige graal binnen ons rechtsysteem. Dat begrijp ik maar al te goed. Maar als wij als Nederlandse samenleving Reda weer in ons midden opnemen, mogen we dan ook niet iets meer toegeeflijkheid en openheid van Reda zelf verwachten? Hij vraagt immers nogal wat van ons.
Kennelijk niet. Want Reda doet er vooralsnog het zwijgen toe. Zijn advocaat heeft hem vast al ingefluisterd dat het beter is om te zwijgen. Want dat bemoeilijkt straks de positie van het OM in een eventuele rechtszaak in Nederland. Deze ‘proceshouding’ is op zich al voldoende om Reda gewoon lekker te laten zitten waar hij zit en door een Turkse rechter te laten berechten, zoals nu de bedoeling is. En daarbij, als je alleen maar bordenwasser was in een of andere kebabtent in het Kalifaat en niets hebt gedaan wat het daglicht niet kan verdragen, dan schreeuw je dat toch juist nu keihard van de daken?
Maar stel nu eens dat Reda wel terug naar Nederland komt, hier wordt berecht, een straf krijgt, die uitzit en weer in onze maatschappij terechtkomt. Wat valt er dan te verwachten? Niet veel positiefs, dunkt mij. Reda is immers niet voor niets geradicaliseerd en naar het Kalifaat vertrokken. Hij was kennelijk ontevreden in Nederland.
Grote kans dat hij door een eventuele berechting en een straf nog ontevredener en verbolgener raakt. Ook het feit dat hij als ex-IS’er in Nederland voor de rest van zijn leven met de nek zal worden aangekeken, kan onmogelijk bijdragen aan een hogere mate van tevredenheid. Dus kun je er op wachten totdat Reda vroeg of laat weer ontspoort en gekke dingen gaat doen, met alle gevaar van dien.
Linksom of rechtsom: door uit te reizen naar het Kalifaat heeft Reda zijn eigen glazen voor eens en voor altijd ingegooid. Hij kán niet eens meer terugkomen naar Nederland, al zouden wij en hij dat willen. Er zit voor hem niets anders op dan daar iets van een bestaan op te bouwen, te midden van degenen met wie hij vocht en tegen wie hij vocht.