Twee maal per week, op maandag en vrijdag, een inkijkje in het moeizame leven van Otto Berendsen: man.

Bron: Flickr.com
Otto Berendsen, docent Onduidelijke Vakken aan gefuseerde Scholengemeenschap de Vallei (waar monitoring en reflectie binnenkort geïmplementeerd werden), zat in het hok van Sjaak de conciërge en roerde met een houten spatel in zijn bekertje filterkoffie.
‘Nou, aan jou heb ik ook niks, Barendse. Sta ik straks toch weer met m’n giechel tussen die kolere-naalden en ik ben al allergisch voor natuur.’
‘Het is Be-rend-sen, Sjaak en je kan ook handschoenen aandoen.’
Otto merkte dat hij wat kortaangebonden op de klagende conciërge reageerde.
‘Ja oké, maar had je niet wat meer voor mekaar kunnen boksen bij die Hengel?’
‘Een kluit Sjaak, meer zat er niet in, ik kan moeilijk de revolutie uitroepen om een kerstboom.’
Sjaak was even stil en keek hem vorsend aan.
‘Maar, nou dacht ik, Barendse, jij bent toch tot 1 uur vrij zei je net, dus kan je me niet even een handje helpen? Doen we het samen. Ik geef jou alles aan en jij hangt het erin.’
Otto luisterde maar half, het had er allemaal behoorlijk bij hem ingehakt.
Even had hij zelfs overwogen om zich tot aan de kerstvakantie ziek te melden, maar het vooruitzicht van eenzame dagen in een leeg huis had hem ervan weerhouden. Dan liever de drukte van school. Leven in de brouwerij, dat had hij nodig, warmte, het gevoel ergens bij te horen.
Janneke bracht haar dagen nu voornamelijk door bij Marieke en kwam alleen af en toe thuis om kleren op te halen. Het huishouden liet ze totaal aan hem en Joris over, die ook steeds vaker afwezig was. Otto kreeg het akelige gevoel dat het leven hem steeds sneller door de vingers glipte. Zijn strategie van pappen en nathouden had tot dusver geen enkel resultaat gehad. Gisteren op koopavond was hij nog in zijn eentje de stad in gegaan.
Op het verwarmde terras van een eetcafé had hij een dagmenu besteld. Tussen alle andere gasten, die meest met hun tweeën waren en vooral intimiteit uitstraalden, had hij zich bijna voor zijn eigen aanwezigheid gegeneerd. Het brandende waxinelichtje in het kleine kerststuk op tafel was hem zo ongepast voorgekomen, dat hij het nog tijdens de maaltijd had uitgeblazen.
Op zijn vraag of er dit jaar nog een boom in de kamer moest komen, had Janneke geantwoord dat hij dat zelf maar moest bekijken als ie dat gezellig vond. Zij zou er niet zijn met de kerst, maar hij moest vooral goed voor zichzelf blijven zorgen.
Kon hij dat beloven?
Otto had een moment gezwegen, omdat hij weigerde met een bevestiging haar schuldgevoel te temperen. Maar het antwoord zou haar toch bar weinig geïnteresseerd hebben. Voor hij verder iets had kunnen zeggen, was ze de gang al doorgedraafd en had de voordeur achter zich dichtgeslagen. Na 32 jaar was Otto Berendsen lucht voor zijn Janneke.
‘Wat zit je nou te simpen man, die komt heus wel terug.’
Sjaak blies een geërgerde wolk tabaksrook uit, die even tegen de lage zoldering van het conciërge-hok bleef hangen. Precies boven zijn stoel was op het plafond een onregelmatige bruine vlek te zien, een beetje in de vorm van een test waarvan de naam Otto was ontschoten.
Hij had in vertrouwen iets aan Sjaak losgelaten over zijn problemen, maar twijfelde nu of hij daar wel goed aan had gedaan.
‘Je moet maar denken, Barendse, het is met vrouwen net als met vliegeren, als ze aan je trekken laat je ze gewoon even gaan en op een gegeven moment haal je het touw weer binnen. Maar dat ze met een andere vrouw is, tja ik weet natuurlijk niet of jij wel mans genoeg voor haar geweest bent.’
Daar had je het al, dacht Otto. Natuurlijk laten mensen als Sjaak hun volkse vooroordelen op zoiets los. In hun ogen was een relatie gewoon een kwestie van potentie en presteren. Als het vlees gewillig was en de warme prak op tijd op tafel stond, had niemand wat te klagen.
Maar wie was er nu beter af? Sjaak had natuurlijk niet jarenlang al dat gefeminiseer over zich heen gekregen, daar zat nog een stukje oerman in. En waar was die van hem gebleven? Waarom sloeg hij, Otto Berendsen, in het studentenverzet gevreesd door alle autoriteiten die met hem te maken kregen, niet eens met de vuist op tafel.
Otto stond met een ruk op van zijn stoel.
‘Kom op Sjaak, pak je spullen we gaan naar de kantine.’
maandag aflevering 13; aflevering 11 vind je hier