Ik ben Willem. Ik ben van zestien. Negentien zestien, wel te verstaan. Inderdaad, moggie een beetje kenne rekenen, ik ben een eeuw oud. Geboren in Rotterdam Kralingen op kerstavond 1916. Niet dat het nu zo romantisch was in die tijd, kerstavond. Mijn moeder beviel in een krot, ik was de eerste van negen en mijn vader was de ezel. Tenminste, dat zei hij zelf altijd. En assie onze buurmannen als koningen wil zien, dan mot dat maar. Het was pleurisweer zoals mij gezegd is, dus een ster was ook niet zichtbaar.
Ze noemen mij al ik weet niet hoe lang Gouwe Willem. Willem met de gouwe klauwen. Wat ik met mijn ogen zag, kon ik met mijn klauwen. Heb van alles gebouwd in mijn leven. Die Euromast? Heb ik eigenhandig rechtgezet. Ik heb jarenlang in de rioleringen gezeten, maar daar ga je zo bekakt van lullen dat je d’r bang van wordt. Dus ben ik nu al bijna langer met pensioen dan dat ik mijn klauwen uit de mouwen heb gestoken.
Ik ben in ’38 getrouwd met mijn Marie en we kregen tijdens het bombardement in Rotterdam onze enige dochter Marijke. Dat was geen feest in die tijd, ken ik je vertellen. Heel de stad stond in de hens en mijn meissie lag daar een beetje te persen en te schreeuwen. Om maar te zwijgen van die moffen die in ene door de straten liepen te marcheren. Wat had ik daar de tering over in, zeg.
Marie kreeg kort na de bevalling een enorme depressie, want ja die godverdomde Krieg was nou niet echt dat je zegt bevorderlijk voor een kersverse moeder. Dat ontaardde in een depressie waar ze niet meer uitkwam. In ’44 liep ze totaal hysterisch tijdens een verduistering naar buiten en werd zonder pardon door zo’n kolerelijer doodgeschoten. Zat ik dan. Als kerel met een dochtertje van 4 in een eindeloze oorlog. Gelukkig is alles wel goed gekomen. Ik heb daar veel verdriet van gehad.
Ik heb na de oorlog nog weleens een partner gehad, maar ik werd nimmer meer zo hoteldebotel als destijds op mijn Marie. Marijke kreeg 3 kinderen, 2 jongens en een meid. De man van die laatste schrijft mijn verhalen op. Zelf ben ik te blind om op zo’n kolereschermpie te koekeloeren. Marijke stierf in 2008, ze was onderweg op de Gordelweg met haar fietsie, stond bij het stoplicht en kreeg zo maar een verknettering in d’r harsens. Schijnt niks gevoeld te hebben, in ene weg. Ben je zelf al hoogbejaard, valt je enig kind weg. Deed pijn.
Momenteel woon ik in het Kralingse in een bejaardentehuis of hoe zo’n inrichting tegenwoordig ook heten mag. Allemaal ouwe lijken hier. Weinig gezelligs. Dus ik maakt d’r maar wat van. Met Mehmet, een ouwe Turk, kan ik wel lekker ouweteringhoeren. Over voetballen ken ik hier niet lullen, want ik heb niks met Excelsior hier uit Kralingen, maar zodra ik die andere naam noem, gaan ze hier leggen lopen te janken. Ouwe zeiksnorren. Geef mij maar gewoon dat cluppie uit Zuid. Worden we gewoon effe kampioen mee. Zou godver wel weer eens tijd worden. Ik blijf er niet voor niks om leven!
Ik moest er niks van hebben, feessies. Al dat gelazer met familie en zo. Maar mijn kleinkinderen wilden zo nodig een groot feest, want ja, je wordt maar een keer 100, is het wat? Vond er geen reet aan. Stond er ook nog een Marokkaan in mijn kamer, ik zeg, mot jij nou, is het de burgemeester van de stad. Ja, godver, assie dat niet effe laat weten, had zowat bijna de juten gebeld. Ken het effe?
Maar goed, ik werd 100 en zolang je asemt, gaat het leven gewoon door. Ik kreeg dus een computer cadeau van de kleinkinderen, maar ik ken er geen drol mee, joh. Ding staat wel grappig met zo’n lampie d’rop. Zegt die vent van mijn kleindochter dat ik mot gaan bloggen. Die is helemaal van de ratten besnuffeld, hoor. Ouwe gek dattie er zit. Nee, maar opa Willem, (zo noemt ie mij), assie nou gewoon je verhaal vertelt, schrijft ik het allemaal op en zorg ik ervoor dat je gelezen wordt. Want je hebt een verhaal. En je kent ook zo lekker ouwehoeren op alles en iedereen. Ik heb geen idee waar die snotneus het over heeft, maar ach, zal zijn leeftijd wezen.
Dus as het een beetje tegenzit, zie je me elke week met mijn kijk op het leven …
Willem, ik kom zondag effe een hassebassie bij je halen op zijn Jiddise Amsterdams. Bespreken wij de wedstrijd effe.
Langs komme kent altijd. Of ik je binnenlaat, is een tweede. Maarre een drankie slaat ik nimmer af, natuurlijk