Het was me het weekkie weer. Eg nie te geloven. Zaterdag hebt ik afscheid motten nemen van Herman, je weet wel, dat hobbelpaard an de andere kant van de gang. Het was net zo indrukwekkend as een raket in Korea. Nou was d’r wel familie en zo, maar vrienden had ie nie. Vin ik ook niet zo bezopen met zo’n poszegel op ze romp. Assie altoos een sjacherijn benne, ja, mot je ook nie ouweteringhoere datte ze wegblijven van je kissie, is het wat? Maar wij van het gestich ware d’r wel bij. Annie van benee, Mehmet in ze groene pak, Frans met ze pukkel op ze rug en nog wat zustertjes. Ja, het benne nog wel een mens, hè? Beetje respect voor de dooien.
Kwisnie eens dattie kinderen op de wereld had gepleurd, joh.Met zo’n harses ken je het allenig in het donker doen, is het nie? Is geen wijf dat het lichie an doet met zo’n vent. Maar toch had ie twee zonen, hullie waren er allebei bij. Heb die knakkers nimmer in het gestich gezien, maar hun ouwe vaar legt an de andere kant van het gras en daar staan die gluiperds een beetje te krokodille-janken. Man, man, wat een vertoning was dat. Anton en Adolf. Stelletje Farizeeërs eerste klasse. Nou zat Herman nogal op ze cente, dus die geilneven kenne genoeg halen, lijkt mijn zo.
Ken me muil nie houwe
Echt plechtig was het nie. Het wijf van die zoon Adolf hield een toespraak en ze dee godver net alsof Herman onze lieve Heer zelve was, niet normaal, wil je nie weten. Me kleindochter was met me mee om mijn te steunen, wat een onzin nie? Maar ik denk datte ze d’r bij was om mijn tegen te houwe omdat ik me bek tuurlijk nie ken houwe. Kent ik d’r wat an doen? Ik zat me te verbijte, ken je niet geloven. Me kleindochter zat me maar te knijpe, ik zeg, kap’d’r godver eens mee, ik krijg bloedvertieftinge van je, ouwe gek!. En toen gebeurde het. Het is toch de aard van het beessie, hè. Ik kon het nie laten.
Dat wijf steekt op een gegeven moment zoveel veren in die kouwe reet van Herman dat je em vanuit ze kissie kippe hoort schijte. Nou, die meid van me ken me knijpe wat ze wil, maar me tong is met me honderd jaar nog steeds rapper. Het was me al opgevallen dat de voorgevel van mevrouw Koket en zorgzame schoondochter uit de hel nogal klein bedeeld was. Erwtjes op een strijkplankie dus. Nou. Ken ze mooi van de cente van Herman die Alpenzussies late groeie. Ik dach nog, ik hebt het gefluisterd, maar ik stond inene binne vijf telle me peukkie buite te roke. Heel gek. Me kleindochter hebt de hele rit naar het gestich d’r muil nie open gedaan. Het beloofde Chineessie kon ik ook wel vergeten. Godverdomme nou. En nou zal ik helemaal nie meer naar Woudestein moge volgende week.
Tis allemaal wat
Over dooie gesproke, assie voor een schijntje een dooie boel over kent neme dat miljoenen waard is, ben je volgens onze minister-predident integert. Snappie? Ik nie. Begrijpt d’r geen tering van. Maar ja, het magt allemaal tegenwoordig. De grootste boeven zitten an de top. Waar de keizer Koning is. Is altijd geweest, zal altijd zo blijven. Kent het ook niet veranderen. Het volk hebt gestemd. Dus nie gaan zitte te ouwehoeren.
Hebt Koningsdag ook nog legge zitte te kijke. Vin em nie onsympathiek, die Willem. Maar dat legt an de naam. Tuurlijk vreet ie van me cente, maar hij is wel heel gers naar het publiek. Ze dochters ook, hoor. Netjes opgevoed. De vent van me kleindochter zee dat die oudste enorm gepest is op internet of zo. Vin ik nie normaal. Is een kind, joh. Mot je met je pote vanaf blijven. Kent zij d’r nou an doen uit welke piemel ze geboren is? Je kent het gewoon nie maken om iemand belachelijk te make. Behalve Herman, maar die is kneiterdood. En van dooie blijf ie ook af.
Heeft dat Vitesse toch gewoon hun eerste prijssie binne! Ze bestaan al net zo lang als dat ik droog staat. Godver nou. Nee, is mooi hoor. Volgende week me eigenste cluppie kampioen van Nederland. Vin ik zo mooi, joh. Kent d’r nie van slapen. Trane in me ogen, echt waar. Het magt maar snel zondag weze, ben ik van de zenuwe af. Ben geen achttien meer, hè? Deze week gaan we weer herdenke en vieren. Ik hoopt echt dat de jeugd dat blijf doen. Vrijheid krijg ie nie zomaar. Mot je wat voor doen. Ik drink nog effe een borrel.
Op ‘t leve!