Die vent van me kleindochter schrijft ene keer per week over hoe ik de week beleefd hebt, maar het is nu effe anders. Ik maak me zorrege. Nou schrijft ik een ope brief an meneer Bronckhorst, trainert bij me cluppie Feyenoord.
Geachte meneer Bronckhorst
Beste meneer Bronckhorst, d’r mot mijn iets van het hart. Ik maakt nooit een moordkuil van me rikketik, dus nou ook effe nie. Ik begrijpt heel goed dat ik d’r nie zoveel verstand van hebt as u, maar ik legt d’r godsammelazarus al de hele week wakker van. As ik in me nest naar het plafond legt te koekeloeren, ziet ik het trauma van Woudestein an me voorbij komme. En dat is geen sinecure, kent ik je wel vertelle.
Die vent van me kleindochter, hij tikt al mijn gezeik op ze computer weg, want ik mot beroemd worre, zegge ze, dus hebt ik ‘m vanmorgen met vliegende teringvaart gevraagd effe tussendoor wat neer te penne. Misschien vin u het niet eg gepast of zo, maar me ouwe hart kent het gewoon nie meer hebben, joh. Zit me helemaal op te vreten, hier. Vandaar deze ope brief an u. Dat u mijn gerust ken stellen, zeg maar.
Grote wens
Afgelope december bent ik 100 jaar geworre en dat moest zonodig gevierd. Maar weet u wat ‘t is, meneer Bronckhorst? Dat hele eeuw oud zijn kent me gestole worre. Me cluppie nog ene keer kampioen te zien weze. Nog ene keer die schaal in de klauwe van onze kamerade. U zal me d’r zo blij mee make. Willie nie wete. Denk dat ik met me ouwe kadavert de polka gaat dansen. Ik magt niet weg van me kleindochter. Nee joh, dat mens is een zeiksnor. Ze vin ‘t allemaal veels te gevaarlijk. Dus ik kent nie naar de Coolslingert maandag en naar de Kuip durft ik zellef nie meer. Mijn veels te druk.
Ik had afgelope zondag eg trane in me oge. Kent ‘t nog nie gelove. Het had zo mooi kenne weze. Maar ja, die Kralingers hier moesten weer zonodig de boel naar de kolere helpe. Hoewel, meneer Bronckhorst, uw jongens hebben het er wel een beetje zellef naar gemaakt, is het wat? Ik had goddomme zellef wel mee kenne balle, hadde we gewoon kampioen legge te wezen. Maar laat ik nu niet lelijk worre, het kent allemaal nog. Tegen die gassies uit Almelo met vijf o’s. Assie d’r nou die Toornstra eens drie in la leggen, hebbie een blije Willem. En de polka. Ik zal deze keer me kleren anhouwe.
Hebt d’r tuurlijk geen verstand van
Ik mot wel met nadruk d’r bij zegge dat ik me nie wil moeie met uw werkwijze, meneer Bronckhorst. Ik bent tuurlijk al een ouwe pik en ik ziet het allemaal nie zo best meer met me lasoge. Maar ik bent al langer liefhebbert van Feyenoord as dat de Kuip besta. Die hebt ik nog zien bouwe voor de moffen de heleboel naar de tering hebbe gehollepe. In die tijd balde ze nog met de schedels van de vijand. Bij wijze van spreke, dan. Maar u bent de trainert, dus ik snapt heel goed dat ik nu me muil mot houwe. U gaat onze jongens vast heel goed trainen zodatte ze zondag de hele Kuip en heel mijn geliefde Rotjeknor op de grondveste doen schudde. En geeft die Dirrek Kuyt een lintje! Vin ik zo sympathieke gast.
En meneer Bronckhorst, u mot het me ook nie van de kwalijk neme dat ik een geboren Kralinger bent en hier ook me hele leven al woont. Nu al acht jaar in het gestich, maar dat mot u nie aan de leiding zegge, hoor. Dan pikke ze mijn me toetje af. Maar ik mocht d’r zondag ook al nie bij weze van me kleindochter. Had me hart ook nie getrokke, hoor. Ik kent d’r nie tegen, die spanning. Nu ook nie. Kent d’r eg nie van slape. Dus meneer Bronckhorst:
MAAKT ME CLUPPIE ASJEBLIEF KAMPIOEN!