“Papa!!”
…
“Paaaapaaa!!”
Daar gaan we weer. Ik zucht en stamp met hoorbare tegenzin naar boven. Normaal gilt Simone altijd vanuit haar bedstee, maar dit keer is het Nick.
“Pap… er zit een spin daar in de hoek, boven mijn bed. Zo kan ik echt niet slapen.”
Hij mag dan veertien en een hele vent zijn, zo gauw iets in zijn buurt komt wat er ook maar enigszins uitziet als een spin, is hij verlamd. Ik wil het nog net geen Arachnofobie noemen, maar het neemt zorgelijke vormen aan.
“Jemig Nick, dat is wel zo ongeveer het kleinste spinnetje dat er ooit in je slaapkamer heeft gezeten… Is het wel een spin? Volgens mij is het een fruitvliegje.”
“Nee. Het is een spin. Ik voel dat. En als jij hem niet weghaalt, bijt hij me in mijn piemel.”
Hoe komt hij dáár nou weer op? Spinnen bijten niet in piemels. Vrouwen doen dat soms, in een vlaag van verstandsverbijstering en sommigen van hen kun je inderdaad een spin noemen. Maar deze spin hier bijt zelfs nog geen fruitvlieg als die ‘m in het mondwerk zou vliegen. Ik pak het spinnetje – een jonkie van hooguit 2mm – en gooi hem naar buiten.
“Hoe kom je er in vredesnaam op dat een spin uitgerekend in je piemel zou bijten, Nick?”
“Gezien. Op TV.”
Oké, minder TV dus. En vooral niet al die pseudo-wetenschappelijke programma’s waar enge beesten allerlei vreemde dingen met mensen doen, en omgekeerd.
“Wat een onzin. Maar goed, als een spin dat ooit een keer doet, moet je maar hard terugbijten. In zijn piemel.”
“Ha. Ha. Die vind ik toch nooit?”
Vandaag vond ik echter een – weliswaar oud – artikel over een man die maar liefst twee keer in zijn penis werd gebeten door, jawel, een spin. Wel eentje die echt kon bijten, in tegenstelling tot Nicks priegelspinnetje, maar toch. Ik begrijp zijn angst nu wat beter. Vanavond voor het slapen gaan toch maar even mijn slaapkamer checken.