
Bron: Pixabay.com
Mijn ongeluk gebeurde om 23.30 uur op zaterdagavond 20 mei 2017. Mijn dochter van twaalf heeft sinds vier jaar diabetes type 1. Misschien is je medische woordenschat beperkt en ken je deze handicap alleen onder de naam “suikerziekte.” Ook kan het zijn dat je van mening bent dat diabetes type 1 wordt veroorzaakt door het onmatig consumeren van snoep, taart en mierzoete frisdranken. In dat geval ben je waarschijnlijk per ongeluk op deze site terechtgekomen en raad ik je aan nu te stoppen met lezen. Of nu.
Ondanks het feit dat de slaapkamer van mijn dochter zich op de eerste verdieping van onze woning bevindt, had zij mij een minuut voordat mijn ongeluk gebeurde gebeld met de mededeling dat zij een “hypo” had. Als gevolg van haar lage bloedsuikerspiegel (hypoglykemie) had zij niet de kracht om uit haar bed te komen, de trap af te dalen en de keuken te bezoeken om zichzelf suiker toe te dienen in welke vorm ook. Daarom had zij mij verzocht om haar zo snel mogelijk een glas zoete limonade en een pak crackers te komen brengen, zodat de bloedglucosewaarde in haar bloed zo snel mogelijk tussen de 4 en 5,6 millimol per liter zou bedragen.
Vijf seconden nadat ik de telefoonverbinding met mijn dochter had verbroken, stond ik in de keuken. Vijftig seconden voor mijn ongeluk griste ik een in doorzichtig plastic verpakt dozijn crackers uit een koektrommel die zich op de derde plank van onderen van de antieke massief eiken broodkast bevond.
Veertig seconden voor mijn ongeluk legde ik het pakje crackers links naast de waterkoker op het aanrecht. Ik pakte met mijn rechterhand een groot theeglas uit het keukenkastje boven de gootsteen. Ik vulde het theeglas voor een kwart met limonadesiroop.
Twintig seconden voor mijn ongeluk lengde ik de limonadesiroop aan met kraanwater. Ik hield het met limonade gevulde theeglas in mijn rechterhand en pakte met mijn linkerhand het pakje crackers van het aanrecht.
Tien seconden voor mijn ongeluk wipte ik met mijn in een sportsok gestoken rechtervoet de deurkruk van de deur die mij naar de eerste verdieping moest leiden naar beneden. Ik liet de deur in een vloeiende beweging naar rechts openzwaaien. Mijn brein registreerde nauwelijks dat het licht in het trappenhuis uit was.
Vijf seconden voor mijn ongeluk zette ik mijn linkervoet op de eerste traptrede van de gestoffeerde trap. Met mijn verstand op nul en met gevulde handen voerden mijn benen mij met de vanzelfsprekendheid van stromend water in de richting van de eerste verdieping. Omdat ik een redder in nood was, besloot ik het tempo van mijn stappen te verhogen.
Twee seconden voor mijn ongeluk schrok ik van het snel naderende silhouet van mijn dochter bovenaan de trap.
Een seconde voor mijn ongeluk stokte ik in de reddingsactie voor mijn dochter met een hypo en deinsde achteruit. Ik begon mijn evenwicht te verliezen. Omdat allebei mijn handen gevuld waren met hulpgoederen, negeerde ik de reflex om naar de trapleuningen te tasten en zo de grip op mijn leven terug te krijgen. Mijn ongeluk had een aanvang genomen.
Op het moment van mijn ongeluk bevond ik mij tussen hemel en aarde. Omdat licht mijn dochter van achteren bescheen, zocht ik tevergeefs oogcontact met een bekend silhouet. Mijn voeten hadden vaste grond verloren.
Wat is een salto mortale waard als je niet weet hoe je val eindigt? Sloeg mijn dochter een hand voor haar mond? Goot ik de limonade als een gillende keukenmeid tegen de gestucte muur van het trappenhuis? Woog het zwevende pakje crackers net zo weinig als het eruit zag in zijn snel veranderende perspectief? Had mijn dochter al een eerste stap gezet op weg naar mijn verlossing? Riep ze mijn naam of noemde zij mij papa?
Met een doffe knal raakte mijn rug de derde traptrede van onderen. Mijn eerste lendenwervel brak zonder geluid in tweeën, waarna mijn lichaam onderaan de trap tot stilstand kwam.
Het geluid van mijn verkrampte schreeuw mengde zich met het vrolijke gerinkel van gebroken glasscherven. Voor ik het wist, streelde het lange haar van mijn dochter mijn voorhoofd. Daarna volgde haar hand haar haar.
‘Papa, gaat het?’ vroeg mijn dochter bezorgd.
Als mijn dochter er niet was geweest, had niemand mij kunnen troosten nadat ik bijna het leven had gelaten bij een ongeluk dat nooit plaatsgevonden had kunnen hebben als het grootste geluk uit mijn leven niet door een ongelukkige ziekte was getroffen.
Spannend geschreven Peter. TOP!
Zo, wat een verhaal, beeldend en spannend. Hopelijk gaat het goed met jou en je dochter!
Het thrillerelement herkennen in het alledaagse, dat is de kunst, Marion. Achterover van de trap vallen kan iedereen, maar schrijven?
Bedankt voor je medeleven, Ellie. Met een beetje geluk zal ik voor ongeveer honderd procent herstellen.
Met mijn dochter gaat het goed, maar diabetes type 1 blijft een ongeneeslijke ziekte waar je elke dag, en indirect de hele dag, mee bezig bent.
Je moet het zelf meemaken om te weten wat het is om een kind met deze ziekte te hebben. Maar nu lijkt het net of ik het slachtoffer ben van deze ziekte/handicap en niet mijn dochter. Ik heb niets te klagen over mijn gezondheid en mijn dochter doet er alles aan om haar leven zo normaal mogelijk te laten verlopen. Hoe zij zich met deze ziekte door het leven slaat maakt me trots. Ik heb mateloos veel respect voor iedereen die gedoemd is om te leven met een chronische aandoening en elke dag het beste uit het leven probeert te halen.
Peter, bij mij kom je niet over als dat jij het slachtoffer bent en niet je dochter. Eerder voel ik de liefde van jou voor je dochter. Wat betreft het hebben van een chronische aandoening en daarmee proberen toch het allerbeste uit het leven te halen en het voor jezelf zo mooi mogelijk te maken, daar kan ik over meepraten.
Hoi Peter,
Ik hoopte dat het een verzonnen verhaal was, maar nee dus.
Ik wens je beterschap met je rug (ik weet hoe lang dit soort kwetsuren kunnen duren.
enne…….blijf schrijven.
Hoi Franz,
Allereerst bedankt voor je hartelijke wens.
Wat feit en fictie betreft: De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik inderdaad een gebroken rug heb en mijn dochter diabetes type 1, maar dat ik bijvoorbeeld niet in het bezit ben van een “antieke massief eiken broodkast.” Het laatste gegeven maakt voor de strekking van het verhaal niet uit.
Vanzelfsprekend blijf ik schrijven. Zelfs op dit moment doe ik niets anders dan dat.