
Bron foto: Pixabay
Daar waar ooit het overzicht zelden uit het oog verloren werd, lijkt nu alle zekerheid te verdwijnen. Als los zand in de palm van mijn hand.
Ik kijk en ik kan niets doen. Ik kan het louter laten gebeuren. En toekijken.
Ik lijk murw geslagen.
Niets gaat zoals het hoort te gaan. Wat ik ook probeer. Hoe ik ook mijn best doe.
Machteloos ondergaan, dat is het.
De wet van Murphy is van toepassing.
Op alle fronten is het onrustig en in geen enkele situatie lijk ik het tij te kunnen keren.
Wat als alles dat je liefhebt, weg lijkt te glippen?
Wat als alle zekerheid onzeker is geworden?
Wie zorgt voor rust? En wie brengt berusting?
Ik heb geen grip meer.
Onzekerheid valt mij ten deel. Ik heb dat eerder meegemaakt.
Voorheen beschermde ik mijzelf door niets meer binnen te laten komen. Ik werd een zielloze zombie.
Maar ongeluk maakt mij niet bang. Niet meer.
Ik heb van het verleden geleerd.
Het is mijn gezin meermaals overkomen, die tsunami van botte pech.
Vroeger trok ik mij terug. Ik was volledig onbereikbaar en ik kon niets anders dan stoïcijns wachten tot de tijd de negatieve spiraal opslokte.
Mijn vrouw moest de stront ruimen, terwijl ik mijn longen zwart rookte.
Ook nu zou ik het liefste op de bank wachten op betere tijden.
Maar ik ben mij tegenwoordig bewust van mijn aandeel in het gezin.
Ik begrijp dat je juist in zware tijden een tandje bij moet zetten, indien mogelijk.
Zeker nu mijn vrouw het even niet meer trekt.
Ik probeer actief ondersteuning te bieden.
Ik doe een poging om verlichting te brengen en ik neem mijn verantwoordelijkheid.
Niet dat ik de wijsheid in pacht heb. Ik kan niet alles oplossen en ik kan niet alles overnemen.
Maar ik kan in ieder geval zorgen dat mijn vrouw er niet meer alleen voor staat.
Ik kan zorgen dat het gezin een vader heeft.
Niet dat ik ineens als een Ratelband positiviteit aan het oreren ben.
Ik blijf een zombie in zware tijden. Ik kan mezelf aanpassen, niet veranderen.
Maar ik ben een zombie met een hart.
En schone longen.