
Bron: Pixabay.com
Hoe vaak komt het niet voor dat als er ergens een terroristische aanslag gepleegd is, er in het nieuwsbericht over de aanslag melding wordt gemaakt van de eventuele betrokkenheid van Nederlanders. Ik citeer als voorbeeld de website van de Volkskrant van 4 juni 2017, nadat op zaterdagavond 3 juni 2017 om tien uur ‘s avonds lokale tijd op London Bridge drie terroristen met een bestelbusje op voetgangers waren ingereden: “Onder de doden zijn in ieder geval een Canadees en Frans staatsburger, zo hebben de landen bevestigd. Ook bevinden zich Fransen en Australiërs onder de gewonden. Er hebben zich bij het ministerie van Buitenlandse Zaken geen Nederlandse slachtoffers gemeld.”
Nu rijst als eerste vraag of een Nederlander die in Londen het slachtoffer is geworden van een terroristische aanslag, zich direct na de aanslag zal melden bij de Nederlandse ambassade (‘Heb je een momentje? Want ik ga eerst even bij de Nederlandse ambassade melden dat ik gewond ben geraakt bij de aanslag op London Bridge. Ik mis twee benen en die dode vrouw daar is mijn echtgenote.’)
De tweede vraag die zich aandient, is wat mij betreft veel essentiëler: waarom is een terroristische aanslag schokkender voor de Nederlandse nieuwsconsument als er Nederlanders bij betrokken zijn?
Toegegeven: Nederland is in veel opzichten een klein land. Als je niet bang bent om een bekeuring te krijgen, rijd je vanaf bijvoorbeeld de westelijk gelegen provinciestad Haarlem met de auto na ruim een flink uur doorscheuren de Duitse grens over.
Het is waar dat er op onze aardbol relatief weinig Nederlanders wonen. Naar boven afgerond bezit slechts 0,23 procent van de wereldbevolking de Nederlandse nationaliteit. Maar we kunnen toch moeilijk beweren dat we alle ruim 17 miljoen Nederlanders persoonlijk kennen? Laat staan dat we ons betrokken voelen bij het lot van al onze landgenoten.
De kans dat één van de eventuele Nederlandse slachtoffers van een terroristische aanslag, waar dan ook ter wereld, juist die ene bekende van jou is, die daar in de buurt verblijft als student, au pair, toerist of als onderbetaalde stagiaire bij een grote corrupte bank, is haast verwaarloosbaar. Statistiek liegt niet. Dus waarom altijd die op sensatie beluste preoccupatie met het lot van onze landgenoten?
Wat maakt het werkelijk voor ons Nederlandse individuen uit of de slachtoffers van een terroristische aanslag Nederlanders zijn, of Belgen, of voor mijn part inwoners van Kiribati of Tuvalu? Elk mens dat omkomt bij een terroristische aanslag heeft familie, vrienden en collega’s, die om hem of haar rouwen. Emoties als rouw, gemis en verdriet hebben geen nationaliteit. Zij zijn universeel en daarom inleefbaar en herkenbaar voor iedereen, ongeacht je nationaliteit.
Ik kan me het volgende tafereel zonder moeite voor de geest halen: morgenochtend zit een willekeurig Nederlands echtpaar aan een willekeurige ontbijttafel in een willekeurige woning van ons vaderland. Zoals elke ochtend leest de man des huizes de krant terwijl zijn vrouw hem een vers kopje koffie inschenkt.
‘Er is een aanslag gepleegd op een vakantieresort in Mali,’ zegt de man om de pijnlijke stilte die zich van zijn huwelijk heeft meester gemaakt te doorbreken.
‘Wat erg,’ zegt zijn vrouw met een stem waar enige geestdrift uitspreekt. ‘Mijn tante uit Marokko is op vakantie op Bali. Nu komt dat terrorisme wel heel dichtbij.’
De man verplaatst zijn blik geïrriteerd van zijn krant naar zijn kopje koffie, naar zijn vrouw. Als het soortelijk gewicht van minachting niet nul zou bedragen, zou er nu drie ons minachting op het ontbijtbordje van zijn vrouw zijn gekwakt.
‘Lieve schat, ik zei Mali, niet Bali.’
Om zich een houding te geven, loopt zijn vrouw naar de keuken om een zinloze handeling te gaan verrichten. ‘Sorry, lieverd,’ zegt ze half over haar schouder. ‘Ik verstond Bali. Maar Zuid-Amerikaanse landen interesseren mij geen reet. Allemaal maffia.’