
Bron: pexels.com
Het was heel lang geleden dat ik met de trein geweest was. Elke coupé stond toen nog blauw van de rook en de asbakjes klepperden dat het een lieve lust was. Als de deur van het toilet openging, raakten reizigers met een staanplaats niet zelden buiten bewustzijn en niemand had nog van Wifi gehoord.
In de wagons werden ook dieren vervoerd, er lag stro op de vloer en de conducteur knipte in je oor als je geen kaartje had. Daarna pakte hij je bij kop en kont en draaide het raampje open.
Zo lang geleden dus.
Maar nu werd ik verrast door het frisse interieur van de stiltecoupé, waar iedereen zelfs geruisloos bleek te ademen, en door de mierzoete stem van de chef die via de intercom op me af fladderde.
De chef die ik vroeger nog weleens in een nare droom tegenkwam terwijl hij ‘Grrrroningen!’ door zijn microfoon hoestte. En dat op een volume waardoor je onwillekeurig controleerde of je toch niet met iets in overtreding was. De veren die uit je zitting staken, dat was al hoor!
Die stem maakte je duidelijk dat het zijn trein was en dat je God op je blote knieën mocht danken dat je er een ritje mee had mogen maken. ‘Grrroooningen, eindpunt, iedereen derrrr uit!’
Maar nu werd ik hartelijk welkom geheten, hoorde dat we om 18.11, op tijd volgens dienstregeling, uit Amersfoort vertrokken waren en onderweg de volgende stations met de volgende overstapmogelijkheden aan zouden doen. Zelfs de betreffende perrons werden even aangestipt.
Heerlijk, ik schurkte me nog eens tegen de rugleuning. Vroeger werden je nieren tijdens het rangeren nog weleens door elkaar gehusseld, nu trok de Sprinter haast onmerkbaar op.
Het kaartje had ik geprint via de NS-site, fluitje, mijn naam stond er met grote letters op gedrukt. Een VIP-gevoel. De auto kon weg. Ik nam me voor vanaf nu alles met de trein te doen.
We hadden al een beetje snelheid toen een oudere dame door de klapdeur binnenkwam. Ze deed haar jas uit, keek om zich heen, zuchtte en zei: ‘ Op het nippertje’.
Ik zocht met een licht bestraffende uitdrukking haar blik en legde mijn wijsvinger verticaal over mijn lippen. Ze schrok en fluisterde: ‘Oh ja, stiltecoupé…’
Ik knikte minzaam. Aan mij zal het niet liggen.