Ook deze keer kon je het van te voren zien aankomen. Want ik weet uit (slechte) ervaring dat een stilstaande touringcar in die buurt geen goed nieuws is. Deze chauffeur had weer iets nieuws bedacht. Hij zette de bus niet pontificaal dwars over het fietspad stil, zoals bij een vorige gelegenheid, hij liet de passagiers uitstappen op een plek vanwaar ze te voet via het fietspad naar hun volgende bestemming moesten: het NS-station. Had geen probleem hoeven zijn, maar je ziet hem aankomen, dat werd het wel!
Na vijf, zes keer vruchteloos bellen, niemand reageerde hoewel mijn fietsbel van onverdachte kwaliteit is, zat ik noodgedwongen stapvoets verder rijdend gevangen achter de muur van wandelende busreizigers die het fietspad in bezit hadden genomen. Ik had kunnen proberen door de mensenmassa te ploegen, maar voor je het weet ben je als bestuurder van een voertuig in zo’n geval de pleger van een terroristische aanslag, en dan weet je wat er te gebeuren staat. Het halve politie-apparaat van het land wordt gemobiliseerd, een zwaarbewapend arrestatieteam voert je af naar een extra beveiligde inrichting, je computer, je telefoon, je tablet en je huis worden uitgeplozen op zoek naar contacten in duistere werelden.
Los daarvan, een fiets is geen auto, laat staan een vrachtauto, je rijdt er geen deuk mee in een pakje boter. Om kort te gaan: elke poging de problemen met gepast of ongepast geweld op te lossen had me verder van mijn doel gebracht: rustig mijn rit vervolgen. De basis van het probleem was dat ik ver in de minderheid was en dan is algauw de wet van de jungle van kracht. Want iedereen heeft altijd voorrang en wie met veel is, zet zijn zin door.
Dat iedereen altijd voorrang heeft is een speciaal geval van ‘Iedereen heeft altijd gelijk!’ Verlichte geesten snapten al lang geleden dat de problemen die dit oplevert, vaak niet door overleg kunnen worden opgelost. Want waarom zou iemand die ervan overtuigd is gelijk te hebben, toegeven aan iemand die anders denkt en dus automatisch ongelijk heeft? Die verlichte geesten bedachten dat er regels moesten zijn. Betere wetten die de wet van de jungle de pas moesten afsnijden.
In het verkeer zijn dat verkeersregels. Het werkt als er op wordt toegezien. Maar de buspassagiers hadden er in ieder geval maling aan. Ze namen totaal geen notitie van me. Plan B is dan: me er toch langs proberen te wringen. Maar ik liep alsnog vast tegen de ruggen van de voorhoede die zich over de hele breedte van het pad had verspreid. Dat was het moment waarop ik de bel de bel liet en met een ‘Hallo!’, toen een luider ‘Hallo!’ alsnog de aandacht probeerde te trekken van het onverstoorbare gezelschap. Pas het allerluidste ‘Hallo!’ dat nog net niet de grens van verbale agressie overschreed, maakte voor het eerst een reactie los. Iemand keek om.
Tegelijkertijd klonk achter me een stem: ‘Rustig aan, het komt vanzelf goed!’ Terwijl as we (hij dus) spoke overtuigend bewezen werd dat het niet vanzelf goed kwam. Het komt alleen goed als er iemand ingrijpt als het fout dreigt te gaan. De man die sprak bijvoorbeeld. Door niet mij, maar het gezelschap waarvan hij deel uitmaakte aan te spreken. Aan dat gezelschap begon me inmiddels iets op te vallen. Het was niet helemaal alledaags. De donkere huidskleur overwoog, de mannelijke sekse ook.
Vooral de kledingkeuze van het gezelschap was wat buitenissig, gezien de omstandigheden. Buitenlanders? Uit een heel ver buitenland waar fietspaden en fietsbellen onbekende fenomenen zijn? Ze waren in pak, alsof ze zich om op alles voorbereid te zijn, op hun paasbest hadden uitgedost. Geen kleren waarin ze zich op hun gemak voelden, dat zag je. Sowieso geen zakenlieden die zo ongeveer wonen in een pak. Studenten dan? Asielzoekers?
De man die gesproken had was in ieder geval een Nederlander en zonder de minste migratieachtergrond, dat maakt een stem gauw duidelijk. Hij moet de reisleider geweest zijn. Degene dus die de unieke kans had gemist om het gezelschap al tijdens de busreis vertrouwd te maken met belangrijke aspecten van de Nederlandse samenleving. Zoals fietspaden en fietsbellen. Maar in plaats van ze van dienst te zijn bij de eerste stappen op weg naar inburgering, zal hij zich wel aan hen hebben aangepast. Want in die bus waren zij in de meerderheid.
‘Doe alsof je thuis bent,’ heeft hij misschien wel gezegd. Terwijl het reisgezelschap waarschijnlijk niet voor niets thuis had verlaten, omdat het daar niet pluis was. (Ik ga er verder maar vanuit dat het inderdaad asielzoekers waren, wat aan de handelwijze iets van een excuus verleent. Ik ben namelijk zo’n sukkel die niet automatisch van de slechtheid van de mens uit gaat). Ze zijn juist naar Nederland gekomen om aan thuis te ontsnappen, aan de wet van de jungle. Naar een land met regels en wetten die in principe iedereen een gelijke kans geven. Ik besloot de discussie met de reisleider maar niet aan te gaan, want iedereen heeft toch altijd gelijk. Gelukkig viel er een gat in de voorste linie van de slagorde. Die kans om te ontsnappen liet ik niet liggen.