
Bron: Pixabay
Zoals jullie misschien nog weten van mijn stukje Hoe ik uit Gombitelli verdreven werd, kwamen mijn moeder en ik in Den Bosch terecht, na de grote aardbeving die Toscane op 30 augustus 1966 in het hart trof. Mijn moeder en ik waren ingetrokken bij haar zus, die getrouwd was met de uitbater van een eetcafé, dat de eenvoudige naam Bar 35 droeg.
Mijn moeder kon de dood van mijn vader, die omgekomen was bij de aardbeving, moeilijk verwerken. Met name op de zaterdagavonden liet ze mij achter in de liefdevolle armen van haar zus, mijn tante Tony, die van top tot teen naar te vaak gebruikt frituurvet rook. Elk weekend ging mijn moeder op stap met haar nieuwe vriendin, Anita Schaftgans, die op doordeweekse dagen in de wasserette werkte, die enkele panden verderop aan de Lepelstraat in Den Bosch gevestigd was.
Mijn moeder en Anita Schaftgans bezochten vooral pop- en rockconcerten in de Eindhovense poptempel Para+, die later werd omgedoopt in De Effenaar. Alle grote Nederlandse namen van de pop- en rockmuziek uit die tijd traden op in de club die gevestigd was in de verlaten linnenfabriek van Van den Briel & Vester: De Bintangs, Peter Koelewijn en zijn Rockets, The Golden Earrings, The Outsiders en The Cats.
Als jonge vrouwen zonder mannelijke begeleiding leken mijn moeder en Anita Schaftgans een gemakkelijke prooi voor de bronstige roofdieren van de rockbands, die vooral gemotiveerd leken muziek te maken om zo veel en zo vaak mogelijk gratis te neuken met ongelukkige meisjes en labiele vrouwen, die ze volgoten met vele liters gratis drank, die ze bemachtigden door hun roadies boekjes vol consumptiebonnen uit de kassa bij de garderobe te laten ontvreemden.
Mijn moeder bezat gelukkig genoeg stijl en zelfrespect om Wally Tax, Peter Koelewijn, Piet Veerman en George Kooymans na afloop van de concerten van zich af te duwen. Ze kwam altijd keurig voor de klok van twee uur ‘s nachts thuis en genoot de volgende ochtend vroeg samen met mij het ontbijt.
Zo niet Anita Schaftgans. Het schijnt dat je aan het uiterlijk van haar vele kinderen kon zien welke bands er het vorige jaar in de mode waren geweest, want de kinderen van Anita Schaftgans leken toevalligerwijze – of niet – als twee druppels water op hun verwekkers.
Het mag duidelijk zijn dat het slecht moest aflopen met de vriendin van mijn moeder. In het Brabant van de jaren zestig was veilig vrijen nog een onbekend begrip en werden condooms vooral gebruikt om tijdens Carnaval ballonnen van te blazen.
In de zomer van 1972 bezweek Anita Schaftgans aan de gevolgen van de gevreesde geslachtsziekte syfilis in combinatie met een verwaarloosde gonorroe.
Tijdens de begrafenis op begraafplaats Orthen in Den Bosch, die in de volksmond beter bekend staat onder de naam Groenendaal, waren er behalve mijn moeder en ik slechts twee vrouwen van middelbare leeftijd aanwezig, die ik nog nooit had gezien.
Ik was nog maar zes jaar oud. Het was na de teraardebestelling van mijn vader een kleine zes jaar eerder in Gombitelli pas de tweede begrafenis die ik meemaakte. Ik had Anita Schaftgans en haar zes kinderen nooit ontmoet en geen enkel idee van haar doodsoorzaak.
“Dat krijg je er nu van als je dag in dag uit de ordinaire sloerie uithangt,” zei de ene tegen de andere vrouw.
De andere vrouw knikte bevestigend en droeg daarna haar eigen steentje bij aan de sobere uitvaartplechtigheid: “Straks staat Anita Schaftgans voor Petrus aan de hemelpoort en vraagt hij: ‘En? Wat heb jij met je leven gedaan?’ Dan kan ze alleen maar zeggen: ‘Ik was een ordinaire sloerie. Ik was een moeder van niks. Ik was de schande van Den Bosch, maar bovenal was ik een ordinaire sloerie’.”
Op de terugweg in de bus naar huis vroeg ik aan mijn moeder wat “een ordinaire sloerie” was.
Mijn moeder keek mij enkele seconden vertederd aan.
“Een meisje dat geen liefde heeft gekend.”
Ahhhhhhhh