
bron: pixabay
De prachtige stad bevat duizenden geheimen.
Op het oog is het oogverblindend goud dat blinkt, maar na inspectie kan je niet om de barsten van het bladgoud heen. En als je je verdiept in de geschiedenis weet je dat je over tientallen skeletten wandelt.
Met grote ogen loop ik richting het centrum.
Ik ben op zoek.
Het kerkplein staat vol gelovigen.
Allen wachten ze tot ze het huis van God mogen betreden, terwijl ze zelf God niet binnen laten. Liever nog zondigen ze en laten ze het wijwater het schuldgevoel wegwassen. Daar zijn ze immers mens voor.
De druiperige schijnheiligheid is tekenend voor deze stad.
Ik wijk mijn blik van de schijnheiligen en ik zoek door.
Onderweg zie ik een restaurant.
Ik zit op het terras en luister naar het gemompel van de aanwezigen. Niets dan verwijten en geruzie. Maar zodra de ober voorbij komt verschijnt bij eenieder een grote glimlach.
Ik bekijk de grimas van de kelner. Zijn tanden lacht hij bloot maar zijn blik lacht niet mee. Geschmierde klantvriendelijkheid; ik prik er doorheen.
Ik geef geen fooi en ik ga verder met mijn zoektocht.
Schaamte brandt door mijn zolen. De lijken onder de met goud geplaveide straten schreeuwen om genoegdoening en ik ben niet degene die het ze kan geven.
De mensen om mij heen voelen het niet. Zij staren hun doodse blikken in het beeldscherm van de gsm of ze kijken in etalages, op zoek naar materie dat de honger naar verzadiging kan stillen.
Het gebrek aan authenticiteit maakt mij misselijk en ik vraag mij af of ik niet in de verkeerde stad aan het zoeken ben.
Het zal in elke stad hetzelfde zijn.
Dan zie ik een oude man.
Met een vriendelijk gezicht gebaart hij mij om dichterbij te komen. Ik nader zo snel ik kan, het geschreeuw onder, naast en om mij heen negerend. Mijn focus ligt bij de oude man en niets houdt mij tegen.
Hij leidt mij. Hij pakt mijn hand en hij leidt mij naar een gietijzeren poort.
Achter de poort heerst serene rust. De grafstenen staan als scheve tanden in de mond van een reus trots de tijd te weerstaan.
De oude man leidt mij naar een leeg graf.
Hij knikt mij toe. Bemoedigend.
Dan ga ik liggen.
Direct voel ik alle geschreeuw verstommen. Ik hoef niets meer. Ik mag rusten.
Vaarwel schijnheiligheid, ik doe niet meer mee.
Mij zal je niet onder je gouden straten horen schreeuwen.
Ik heb gevonden wat ik zocht.
Rust.