Daar waar de lucht en het water elkaar ontmoeten, daar lig je. De kliffen kijken goedkeurend, maar zwijgend toe. Alles is groen, behalve de lucht en de rivier. We vertrouwen je toe aan deze omgeving. Niet omdat we willen, maar omdat het je laatste wens was.
Je wilde graag nog naar de Ardennen. Daar hebben we je naar toe gebracht. Het is hier qua natuur werkelijk prachtig. De groep mensen die je hebt samengebracht, die kun je niet bij elkaar verzinnen. Van advocaat tot marketing-adviseur; ze hebben niet veel met elkaar gemeen, enkel jouw vriendschap. Dat is wat ons tot nu toe bindt. Jouw as en onze herinneringen. We gaan zoals we altijd gaan, chaotisch en ongecontroleerd. Vanuit heel Nederland vertrekken op zaterdagochtend auto’s richting de Belgische Ardennen. Het doel, jouw op de plek leggen waar je wilde zijn. Het enige wat ons bindt, ben jij. Twaalf mannen, dertien als ik je meetel in je urn. We rijden alsof we haast hebben. Spelen haasje over op de snelweg. Audi’s tegen Volkswagens, het zijn toch allemaal lease-bakken. Geld speelt hier geen rol, want het is niet van ons.
We arriveren tegen de middag in Esneux. Een plaatsje in de Ardennen waar we altijd langsreden, maar nooit stopten. Hier is het mooi. De hele stad viert het prei-oogst festival. Er lopen gildes, verkleed als prei; een wedstrijd wie het mooist is verkleed. We registreren de festiviteiten, echter we hebben een sinister programma. We gaan jou ten ruste leggen op deze plek.
Wanneer tegen de namiddag de festiviteiten het hoogtepunt bereiken en zelfs de burgervader van Esneux een stuk in de kraag heeft, lopen we van het festivalterrein af. Uiteraard hebben we teveel gedronken, want niemand wil dit nuchter doen. We zijn met een groep mannen, dus de flauwe grappen zijn niet van de lucht. We moeten wel, snap je, anders moeten we erkennen hoe verdrietig we zijn. Het tonen van emotie is nog steeds een heikel punt.
Na zes biertjes en tientallen slechte grappen vinden we de plek die we hadden gescout via Google-maps. Je urn weegt zwaar, gozer. Zwaarder dan de 45 kilo die je woog toen je nog leefde. Het is alsof je totale doodstrijd nu aan mijn arm hangt. Zo voelt het echt. Alsof de nachtmerries die ik heb sinds je overlijden nu eindelijk gaan stoppen. Ik hoop dat het ook zo is.
Het is mooi. De zon lacht ons toe, de vogels kwetteren en het beekje kabbelt vrolijk voort. Hier staat het leven stil. Er is geen Twitter, geen Instagram. Sociale media zijn niet zo sociaal als de naam doet vermoeden. Het doet er echt niet toe, want in deze vallei is er sowieso geen bereik. Er wordt geaarzeld, ik haat dat. Daarom trek ik het voortouw bij het openen van de urn. Ik verspreid je as in de rivier en een beetje op het weiland.
Je as uitstrooien is een anticlimax. Ik doe echt letterlijk wat je wilde. Het is verbazingwekkend veel as. De rivier accepteert je zonder tegensputteren. We zien je verspreiden als een grote grijze wolk in het water. Het water dat de zonnige hemel ook reflecteert. Na zeker vijf minuten doodse stilte, probeer ik iemand in de rivier te kieperen. “Zo, dat breekt de spanning, iemand dorst?”
Natuurlijk was er dorst. We hebben ons best gedaan om Esneux droog te leggen. Iedereen die niet een auto moest besturen, zoop alsof hij Ramon ermee kon terugbrengen. Maar dat gaat niet. We weten het. Dus rakelen we verhalen op uit het verleden. Weet je nog toen… Dat weten we allemaal, maar het is fijn om het nog eens te horen.
Naarmate de dronkenschap vordert komt het schuldgevoel ook boven. Iedereen voelt zich wel ergens schuldig over. “Had ik niet dit kunnen doen of dat kunnen zeggen?” Dat had gekund, het had alleen weinig uitgehaald. Aan het einde kun je maar beter spijt hebben van dingen die je wel hebt gedaan, dan van dingen die je niet hebt gedaan.
Het ga je goed Monus, we komen je nog eens opzoeken, alle twaalf. Wanneer het preien-festival is in Esneux.