‘Hallo meneer, kunt u even stoppen?’ Twee meisjes in bikini versperden me de weg. Een jaar of twaalf waren ze. Ik reed op een fietspad langs het water. Zij wilden erin, vertelde het ene meisje. Het probleem was: er zat een spin vlakbij het trappetje en nu durfden ze niet. Of ik die spin even wilde doodmaken.
Het meisje dat zich als woordvoerder had opgeworpen, type Hollands welvaren, had het met het andere meisje (dat vooral mooi stond te zijn) al helemaal uitgevogeld. Om te laten zien wat de zwemlustige dames van me verwachtten, sloeg ze de twee slippers in haar handen tegen elkaar. Het was de bedoeling dat ik dat nadeed, maar dan met die spin ertussen.
Oeroude instincten waren inmiddels bovengekomen. Mannelijke instincten die in de moderne maatschappij zelden meer van pas komen. Maar daar stonden wel degelijk, heel ouderwets, een paar jonkvrouwen in nood, en opeens voelde ik me helemaal man. En was het dus mijn plicht ze te hulp te schieten.
Alleen, een moderne man is geen woeste jager die altijd klaarstaat om gevaarlijke roofdieren met geweld onschadelijk te maken. Hij heeft een zachte kant ontwikkeld. Qua empathisch vermogen is hij allround geworden, hij voelt niet alleen met jonkvrouwen mee maar ook met volstrekt ongevaarlijke spinnen. Zomaar een beestje doodmaken, nee dat gingen we niet doen.
Mijn argument dat die spin meer reden had om bang te zijn voor hen dan omgekeerd, maakte geen indruk. Maar niets doen was ook geen oplossing. Dan zou het moordlustige tweetal doorgaan fietsers aan te houden tot ze er een zo gek kregen zich voor hun karretje te laten spannen. Dus ik besloot de spin dan maar naar een veilig plekje te verplaatsen. Het kostte hem zijn zorgvuldig gebouwde web, maar dat is altijd nog beter dan het leven te laten tussen een paar slippers.
Was het toeval dat die meiden juist mij hadden aangehouden? Was ik toevallig de eerste fietser die langskwam? Of was het omdat ik een man was? Dat ze dachten dat als het er echt op aankwam alleen mannen voor oplossingen kunnen zorgen. Werpt de parabel van de meisjes en de spin soms licht op het bestaan van het glazen plafond?
Maar hoe zit het dan? Zijn die meisjes al van jongs af aan geïndoctrineerd met het idee dat mannen het altijd beter kunnen? Of zijn ze erachter gekomen dat er altijd wel een man te vinden is die de kastanjes uit het vuur haalt als het lastig begint te worden? Wat ergens ook weer op hetzelfde lijkt neer te komen.
Eerst dacht ik nog, dat heb ik slim opgelost. Meisjes blij, spin blij, ik blij. Eind goed al goed, kool en geit gespaard. Maar verder fietsend begon het te schuiven: ik had een kans laten liggen! Had ik ze niet een wijze levensles kunnen meegeven, die ze jaren later had geholpen door dat glazen plafond te breken?
In dat stevige meisje zag ik sowieso een HR-manager, maar misschien had ze CEO kunnen worden als ik haar had overgehaald op een halve meter van die spin het trapje naar het water af te dalen. En haar mooie vriendinnetje was geen charmante serveerster geworden in een studentencafé, maar topkok in een restaurant. Mismoedig fietste ik verder. Ik had hun toekomst verpest.