Ik stond al vrijwel stil toen het alsnog bijna mis ging. Het ene hondje (het waren er twee) koos ervoor om precies naar de plek te gaan waar mijn voorwiel een kwart seconde later zou zijn. Ik redde het beestje door mijn remmen uit alle macht in te knijpen. Toch nog met een ruk kwam mijn fiets volledig tot stilstand.
De voortekenen hadden niet bedrogen. Al van verre had ik de twee invalidenwagentjes op het fietspad opgemerkt, met de hondjes die er suïcidaal omheen stoven. Er zonder kleerscheuren (hun en mijn kleren) langs geraken, dat was de opgave die in het verschiet lag. Stapvoets rijden zou al te snel zijn.
Het waren een man en een vrouw, in identieke voertuigjes. Nu ik toch stilstond, kon ik het er net zo goed even met ze over hebben, dacht ik. Over hoe zoiets te voorkomen is, en zo. Je weet nooit, er zijn nog steeds mensen die best voor rede vatbaar zijn. Maar dat gold niet voor deze, dat bleek al snel. Omdat de vrouw het dichtst bij was, had ik het woord tot haar gericht: ‘Nou mevrouw, dat liep maar net goed af, u neemt wel risico met uw hondjes. U kunt ze beter aan de lijn houden!’
Van aan de lijn houden kon beslist geen sprake zijn, reageerde ze resoluut. Dan zouden ze onder de wielen van hun vervoermiddelen kunnen komen. Zit op zich wat in, al waren ze nu bijna onder mijn wielen gekomen. Nu zie ik regelmatig mensen op de fiets hun hond uitlaten. Sommigen maken gebruik van een handig hulpmiddel: een speciaal daarvoor aan de fiets gemonteerd geval, met daaraan de riem bevestigd, zodanig dat de hond niet onder de fiets kan komen. En de fietser houdt beide handen aan het stuur. Twee vliegen in een klap.
Ook deze oplossing kon de invalide hondenmevrouw niet vermurwen. ‘Ze zijn zestien en die ene is al doof ook!’ zei de mevrouw. De boodschap was helder: opgeruimd staat netjes! Aan de mevrouw moet ook wel het een en ander gemankeerd hebben, je belandt niet zo maar in een invalidenvoertuig. En ook zij was bepaald de jongste niet meer. Ik ben geen tegenstander van euthanasie, mits het de vrijwillige variant betreft. Maar als ze zelf dood had gewild was ze op het fietspad op de verkeerde plek. De autosnelweg was niet eens ver weg, ik had haar zo de route kunnen wijzen. Maar dat kan je de automobilisten dan weer niet aandoen!
‘Dus u zou er niet mee zitten als ze doodgereden werden,’ vroeg ik. ‘Nee hoor, helemaal niet!’ Ik begon een beetje boos te worden. ‘Dat kan geregeld worden, mevrouw! Zal ik dan maar alsnog over ze heen rijden?’ Daar had ze wel oren naar. ‘Ga je gang!’ Mijn bloed naderde inmiddels het kookpunt, met als gevolg dat er wat ondiplomatieke termen uit mijn mond gingen ontsnappen.
‘Stomme trut,’ zei ik tegen haar, en reed weg. ‘Achterlijk stel,’ voegde ik bij het passeren de man toe, die per slot van rekening niet ingegrepen had toen zijn vrouw aan het raaskallen sloeg. Het is niet omdat ze invalide waren dat ik achteraf niet gelukkig was met mijn woorden. Invaliden willen immers als een ander worden behandeld. Het punt is dat ik gewend ben me wat meer gearticuleerd uit te drukken en vooral dat ik daaraan hecht. Het lag aan mijn humeur. Hoe bozer mensen zijn, hoe dommer ze zich gaan uitlaten! Alhoewel daar bij sommigen niet eens boosheid voor nodig is.