
Foto door Cristina Gottardi op Unsplash.com
‘Ik zie hier nog een klein streepje.’
De man voor juwelier Wilting, ik schat de heer Wilting in eigen persoon, draait zich om met een blik alsof ik hem onverwacht bij de ballen heb gegrepen.
Met een glimlach, die ik zelf als ontwapenend zou omschrijven, kijk ik hem aan.
Geintje. In een split second schakelt hij van verbazing naar begrip en pakt zijn ouderwetse zeem, zo eentje die bij het uitwringen een geluid maakt waar je ruggengraat van verbrijzelt.
‘Nou wijs maar aan dan’, lacht hij.
In dit oude winkelstraatje aan de zee zie je de neringdoenden voortdurend met sop, bezems en dweilen aan de gang.
‘Dat komt door het zout meneer’, verklaart hij, ‘dat slaat vettig neer op glas. Bovendien hebben ze vannacht de boel ondergerocheld. En dat komt de verkoop niet ten goede.’
‘Maar nu gaat u weer sky high!’
‘Ik kan na vanmiddag de boel sluiten’, zegt hij.
Naarmate de jaren vorderen, ben ik een steeds enormere ouwehoer geworden. De leukigheid verlaat als diarree mijn mond, niet te stoppen. Vaak hoor ik mezelf al kakelen nog voor ik erover nagedacht heb. Meestal gaat het goed, soms krijg ik een: ‘Waar bemoei je je mee eikel’, maar daar ben ik snel overheen.
Zoals bij de bak met spercieboontjes, bij AH.
Ik wijs: ‘Ziet u dat? 49 cent per pond in de bonus. Als echte Hollandse kunt u die niet laten liggen mevrouw.’
De dubbelgeroosterde overrijpe blondine, in een creatie waaruit haar hammen uit alle macht een ontsnappingsroute zoeken, is even in de war.
‘Pardon?’
‘Je zult maar een volkstuintje hebben en de boontjes zijn net rijp…’
‘Ja… En?’
‘En dan zijn ze hier…’
Een leukigheidje dat om uitleg vraagt, is als een natte handdoek op de vloer van een kleedhokje.
‘Oh ja… nou dan heb ie pech.’ Met een onverschillig gezicht draait ze haar reuze-air-bags naar me toe en stevent op de gekoelde groenten af.
Dit praatje loopt vast, op onwil en een verwaarloosd denkraam.
‘Mafketel’, al liplezend hoor ik het haar denken.
Maar het allerergste weet ik te vermijden.
Twee jongens van een jaar of 8 spelen gitaar voor een muziekwinkel.
Ze kunnen al een paar grepen en laten me op verzoek The Lion Sleeps Tonight horen.
Ze houden de gitaar zo cool vast dat ik ze nu al een podiumcarrière voorspel.
Een trotse moeder is erbij komen staan, we zingen samen het refrein mee:
‘Ahh wheem away, Ahh wheem away, Ahh wheem away etceteree!’
Of ik ook gitaar speel?
Ik doe een bescheiden handgebaar.
Wat dacht u wat. Soft jazz, bossa nova, singer songwriter, u zegt het maar.
En even, héél even wacht ik of iemand vraagt…
Dan hoor ik ineens dat irritante, innerlijke stemmetje en het roept: ‘Als je het maar laat, ijdele kwast, wegwezen!’
‘Oefenen jongens elke dag oefenen…’
‘Ja meneer.’