Mijn naam is Jodocus van Opmaat. Ik ben een succesvolle Nederlandse toneelschrijver. Een zeer succesrijke Nederlandse toneelschrijver, mag ik wel zeggen. Er zijn weinig Hollandse mensen die nooit een beroemd werk van mij hebben gezien; in het theater, dan wel op het televisiescherm. Bekende werken met welluidende namen als: From here to never, and back again, het beruchte, emancipatoire stuk Why don’t ya suck yar own lolly, dickshit!, het al even controversiële stuk over homo- en travestietenemancipatie The Boyz in pink dresses are going out again, en natuurlijk niet te vergeten mijn absolute meesterwerk, het toneelstuk dat mijn definitieve internationale doorbraak betekende: Amrath, prince of Turkey.
Het is waarlijk een voorrecht wanneer je als mens zonder enige schroom tot je spiegelbeeld kunt uitroepen: ‘Daar staat een gewéldige toneelschrijver! Een monument! Een icoon!’ Ja, ik geef het toe: ik ben, bij tijd en wijle, best wel ’n beetje vervuld van mezelf. Mag ʼt misschien? Mijn toneelstukken worden opgevoerd over de hele wereld, van West End tot Broadway, and back again.
Er kleven ook nadelen aan het bezitten van zo’n buitengewoon charismatische persoonlijkheid: mensen willen doorgaans iets van je. Iets wat je hen niet kunt of wilt bieden. Fotografen zijn erop uit je nobele gelaatstrekken en exquise kledingsmaak te vereeuwigen.
Journalisten azen erop in een persoonlijk interview te achterhalen, of je in een informele setting net zo ad rem uit de hoek kunt komen, als achter je typemachine. (Ja, u leest het goed, ondergetekende schrijft nog met een ouderwetse schrijfmachine: hij veracht de nieuwerwetse digitale tijd, heeft een hekel aan computers in het algemeen en aan moderne sms-afkortingstaal in het bijzonder.)
Maar het ergste van al zijn toch wel de ‘gewone’ burgers, Jan met de pet en Janneke met de baret, die te pas en te onpas bij je komen bedelen om een handtekening.
Ben je samen met je eega Wilfrieda op je vrije zondagmiddag aan het winkelen in de Quadrilatero in Milaan, op zoek naar een paar mooie stropdassen voor de feestdagen, word je eensklaps aangeklampt door zo’n klef Hollands koppeltje – overduidelijk wannabes: zij in de verkeerde merken, hij met de foute schoudersnit – , dat snel een blocnote en een veel te goedkope ballpoint tevoorschijn haalt: of ik, lieve mijnheer Van Opmaat, zo vriendelijk zou willen zijn een handtekening te zetten.
In zulke gevallen geef ik steevast nul op rekest. Het uitdelen van handtekeningen: wat een totaal potsierlijke, inhoudsloze bezigheid! Wat kan een stukje van mijn handschrift, een schamele hoeveelheid inkt, door mij gestileerd op een velletje papier, bijdragen aan het levensgeluk van eenvoudige burgers? Niets, helemaal noppes. Gebakken lucht is het, waarop die autogrammenjagers jacht maken! Bovendien krijg je als beroemdheid een tennisarm van het doorlopend moeten zetten van je krabbel.
Laat ze, de goegemeente, potverdriedubbeltjes mijn illustere toneelwerken kopen, en de uitvoeringen ervan bijwonen, dáár zou ze zich mee bezig moeten houden, niet met het lastigvallen van een levend fenomeen, dat ook niet meer dan vierentwintig uur in één etmaal tot zijn beschikking heeft!
Enfin, ik heb al te veel woorden vuilgemaakt aan het gepeupel, het canaille, de marginalia uit de menselijke geschiedenis: het simpele arbeiders- en kantoorvolk.
Op dit moment bevind ik mij in de sierlijke Galleria Vittorio Emanuele II, ik geniet van een cappuccino scuro, mijn lieve vrouw van een latte macchiato. Er worden geen handtekeningen uitgedeeld. God – zij – dank zijn er geen Hollanders te zien, met hun roodverbrande worstbenen en knokige campingknieën, die deze middag kunnen verpesten. Alleen mijn eega en ik, aangenaam verloren – als drenkelingen – in een stad vol hooglijk elegant geklede Milanezen en Milanesen.
De vrouwen gelijken allen Modegodinnen, Modekeizerinnen, ik kijk mijn ogen uit. Edoch, terzelfder tijd besef ik dat ik reeds veertig jaar trouw ben aan de voornaam gerimpelde dame naast me, die op dit moment speciaal voor mij, haar mooiste glimlach onder haar hoed vandaan tovert.
Ik ben een man van d’oude stempel: een heer als een brok graniet, betrouwbaar in elke vezel van zijn pezige, krachtdadige, perfect geschapen lichaam.
Geen vrouw op deze wereld, hoe charmant ook, die mij haar van infame intenties overgoten ledikant in krijgt.
VittoriO zul je bedoelen? Zoek maar op wie dat was
Klopt, L., dank voor de hint!