Toen ik enkele weken terug op mijn knalrooie rijwiel richting ’t mooie centrum mijner stad pedaleerde, op weg naar ’n warm, knus café vol vrinden en gerstenat, besefte ik niet dat ik mijn boekje op dat moment mijlenver te buiten ging. Immers, had ik wel gedacht aan die duizenden vaderlanders, voor wie de kleur rood wellicht, vanwege de logische bloed-associatie, stond voor dood, verderf, (huiselijk) geweld, levensbedreigende ziektes en andere ellende? Hoe zou ’t zijn voor al die mensen langs de kant van de weg, die mij op mijn provocerend gekleurde fiets naderbij zagen zoeven… Grote kans dat ze terug in de tijd geslingerd werden, terug aan het ziekbed van hun geliefde, of naar de oorlogssituatie die ze ooit ontvluchtten… Nee, echt invoelend zou je mijn actie niet kunnen noemen. Om nog maar te zwijgen over hoe zulk een daad ‒ het op een knalrood rijwiel door een stad vol mensen pedaleren ‒ over zou kunnen komen op Hollandse burgers die kleurenblind zijn, in mijn rooie fiets wellicht ‒ volkomen begrijpelijk ‒ een statement zouden kunnen zien van onverschrokken kleurenblinden-basherij. Beter had ik er aan gedaan, enkele jaren terug, voor een onopvallende, muisgrijze fiets te kiezen. Al had ik daarmede wellicht de sympathieke LHBT-gemeenschap, die zoals bekend vaart onder de kleurrijke regenboogvlag, gekwetst.
Afijn, het kwaad was reeds geschied, het heeft geen zin om te wenen over gemorste karnemelk. Ik fietste verder. Toen ik in het park was aanbeland, ontwaarde ik tussen de vele zondagse wandelaars een jeugdvriend van mij, Achmed. Ik groette hem hartelijk, hij wuifde ruimhartig terug. Mijn tweede fout van de dag. Hoe zouden al die andere mensen in het park zich gevoeld hebben, op het moment dat ik mijn vrind salueerde, edoch hén koeltjes negeerde! Menigeen zal wellicht geheel terecht een gevoel van buitensluiting ervaren hebben, op het moment van mijn begroeting! Leerde ik ‒ lompe ik! ‒ het dan nooit! Wederom was de kans groot dat ik volstrekt onnodig een aantal mensen gekwetst had. Diep, moest ik mij schamen!
Even later kwam ik langs ’t vondelparkpaviljoen, alwaar de sympathieke presentator van ’t gezellige NPO-keuvelprogramma WNL Op Zondag juist op het punt stond naar binnen te gaan, omringd door enkele van zijn (betrekkelijk hoog-gehakte en behoorlijk appetijtelijke) gasten. Ik kon ’t niet laten om de presentator te vergasten op een joviaal: “Hé Rick, ouwe pik, alles kits?” Mijn derde fout van de dag. WNL Op Zondag is een rechts georiënteerd opinieprogramma staat te lezen op hun website. Door mijn joviale begroeting van de anchorman van dat programma had ik wellicht een hoop mensen, die zichzelf als lid van de zogenaamde ‘linkse kerk’ zouden inschalen, tot op het bot gekwetst. Daarnaast had ik er natuurlijk beter aan gedaan om in deze moderne tijden van genderneutraliteit de onderhavige presentator te begroeten middels ’t politiek correcte “Hé Rick, oud geslachtsorgaan, alles kits?”, in plaats van hem te trakteren op de ruwe, archaïsche holbewonersfrase “ouwe pik, alles kits?” Leerde ik het dan nooit? Kwetsen leek wel in mijn DNA te zitten… Ik had een serieus probleem, zoveel was zeker…
Vlak voordat ik het park verliet viel mijn oog op ’n schattig Mokums omaatje, tonnetje rond, dat op een bankje wat bezijden de grote drukte van blowende hipster-snaken uit gans de wereld, zat te genieten van ’t verkwikkend december zonnetje en ‘n pistoletje. Op haar schoot ’n aandoenlijk kamelenbruin teckeltje. “Wat een scheetje!”, riep ik in mijn enthousiasme tot ’t kokette dametje en haar trouwe viervoeter. Ze glom van trots. Alles goed en wel, wederom had ik onnodig een bevolkingsgroep weten te kwetsen: al die fijne kattenliefhebbers en –hebsters die ons kleine kikkerlandje rijk is zouden terecht in hun wiek geschoten kunnen zijn door mijn indirecte ophemeling van de huishond. Mijn liefkozende uitroep richting de onderhavige teckel en zijn of haar bazinnetje zou je namelijk tegelijkertijd als een flagrante aanval kunnen zien op de Hollandse huispoes. Niet meer en niet minder dan een ondubbelzinnige daad van discriminatie! Je reinste huisdierenapartheid!!! Ik had moeten roepen: “Wat een scheetje, dat teckeltje, mevrouw, maar poezen, hamsters, goudvissen, wandelende takken en wat dies meer zij zijn ook lauwvet!” Voor de tigste keer die middag was de kans groot dat er mensen door mijn toedoen gekwetst waren geweest: een gotspe!
Toen ik een wijltje later door de Jan Pieter Heijestraat pedaleerde, bevond ik mijn circa een halve minuut lang achter een mejuffrouw met een behoorlijk fors geschapen derrière. Wat een wéreldreet! De reet van het jaar!, schoot er door mijn hoofd. Het gekke is, op het moment dat ik die gedachte had, besefte ik niet eens hoe seksistisch en uitermate vrouwonvriendelijk ze was. Inmiddels weet ik wel beter: ik was een ordinaire ‘male chauvinist pig’, op het moment dat ik haar dacht. Ik wil dan ook gaarne van de gelegenheid gebruikmaken om bij dezen mijn oprechte excuses aan te bieden aan alle vrouwen (alsmede kerels, shemales en alle andere denkbare menselijke bestaansvormen) die ik met de onderhavige gedachte heb gekwetst: ik wist niet wat mij bezielde. Ik was bezeten door de duivel van ’t seksisme. Ook wil ik mijn spijt betuigen aan al die prachtige juffrouwen en mevrouwen die van achteren niet zo weelderig geschapen zijn, en die zich door mijn gedachte wellicht minderwaardig zijn gaan voelen. Lieve meiden, beste mevrouwen: jullie mogen er óók zijn!
Iets na enen des namiddags plantte ik mijn stalen ros tegen de gevel van Café De Rare Snijboon in de Kinkerstraat, in mijn ogen het gezelligste bruine café onzer hoofdstad, en begroette mijn pimpelmaten, die alle vijf reeds aanwezig waren, middels ferme handdrukken. Vervolgens verontschuldigde ik mij bij vier van hen, omdat ik niet hen maar Karel als eerste de hand had gedrukt. Zij vergaven mij en het (dart)spel kon beginnen. Maar pas nadat ik mij bij de overige cafégasten had verontschuldigd voor ’t feit dat ik een Frans Bauer-spencer droeg. Heavy metal, reggae, de Toppers, hiphop, en ieder ander muziekgenre vond ik ook hélémaal het einde, aldus ik tot de aanwezigen. Toen ik er zeker van was dat ik niemand in het café onherstelbaar had gekwetst, met mijn olijke volkszanger-bovenkleding, wierp ik mijn eerste drie pijltjes: twee enen en een dubbel drie. Ik bestelde een pilsje, verontschuldigde mij bij de non-alcoholici onder de aanwezigen voor het feit dat ik een tot de rand toe gevuld fluitje torste, en ging zitten. Het volgende moment betrad een beeldschone brunette het café, met als gevolg dat ik het begin van een erectie in mijn broek bespeurde. Ik schaamde mij voor de vrouwonvriendelijke expansiedriften van mijn meest private, nogal onverschrokken lichaamsdeel, waarop ik snel dacht aan een discussie die ik de avond daarvoor op mijn beeldbuis had mogen aanschouwen, en die handelde over de kleur van de tuinkabouters van een controversiële knecht van een fictieve, Spaanse bisschop: mijn lid viel stante pede keurig netjes vrouwvriendelijk in slaap. Toen banjerde er een kerel in een reusachtig olifantenpak ‒ een enórme grijze “slurf” tussen zijn benen ‒ naar binnen, die alle kaarsjes in ’t gezellige café uitblies. De uitbater verwijderde de onderhavige hansworst, en het spel ging verder.
Naschrift: Mocht ondergetekende een van u, beste lezers, lieve lezeressen, op enigerlei wijze, bewust dan wel onbewust, hebben gekwetst met een/enkele zinsnede(n) uit bovenstaand stuk, of mogelijkerwijs slechts met één enkel woord (één enkele letter), dan bied ik daarvoor bij dezen mijn oprechte excuses aan: Mea maxima culpa!
Mochten deze excuses niet volstaan, iets waar ik vanzelfsprekend volledig in zou kunnen komen, dan kunt u zich wenden tot de website van een (uiterst innemende) collegaschrijvert van mij, de sympathieke heer L. Koelman, die speciaal voor u reeds enige jaren henen een universele brief der gekwetsten uit zijn onbegrensd creatieve, uitermate rechtvaardige mouw schudde.