
Bron: Pixabay.com
Nederland, land van 16 miljoen cabaretiers. Allemaal even leuk. Laat ons maar lachen. We liggen in dit land onder een vette deken van ironie en comedy, van woordgrapjes, karikatuurtjes, brutaaltjes, versprekinkjes en knipoogjes. tweetjes, columnpjes, Lucky’s, typetjes en stemmetjes.
Wij zijn het volk van de vette lach, de kleine grinnik, de giechel, de ginnegap, de schuddebuik en de ‘vat je ‘m’?
Spoel ons maar door, draag ons maar weg. De beroepsleukerds strijken neer in alle schouwburgen en achterafzaaltjes en op alle zenders van het land. Als een zwerm sprinkhanen vreten ze elk onderwerp in een mum van tijd kaal. En wie even zijn best doet, kan ze op zijn of haar beurt ook weer net zo leuk imiteren.
Wat een leuk land is dit! Niet dan? Wij ZIJN gewoon humor, ja toch?
Waar zou je je nog druk om maken, of de straat voor op gaan? Een itempje, ’n grapje, montagetje en we hebben het weer gehad.
Soms is het heel even stil bij een echte tragedie, maar hup, daar komt de eerste leukerd alweer voorzichtig om de hoek kijken. Beetje gewaagd maar eh… Kan ie weer?
Tuurlijk, wat dácht je, moet kunnen.
Amechtig verleuken we ons leven, zuchtend onder een constante leuk- en like-dwang.
Ik heb het ineens gehad. Ik zag Dolf Janssen bij DWDD, maar het had ook die Pannekoek kunnen zijn of Pieterrrrr Derks, of die trieste Partizanen. Maar nu Dolf dus. Voortgestuwd door een onstuitbare leukstroom, in elke zin drie invalletjes en oprispinkjes, leunend op de lach aan tafel.
En ik werd er zó moe van.
Ik ga ontleuken, beroerd word ik van m’n eigen leukigheid en die van de andere leukerds. Het is leuk geweest.