
Bron: Pixabay
Laatst hoorde ik het weer, ik geloof bij DWDD of een andere talkshow, waarin een select groepje intellectuelen zich mocht uitspreken over de situatie in ons kikkerlandje: “Wat is er toch gebeurd met onze tolerantie?”
Want we zijn er zo trots op. Dat we tolerant zijn. Dat homo’s gewoon mogen trouwen, je ongestraft een jointje kunt roken of een prostituee kunt bezoeken, vrouwen topless op het strand mogen liggen, je een ongewenst kind kunt aborteren, waar euthanasie legaal is en dat we het niet erg vinden dat de overbuurvrouw lelijke gordijnen heeft opgehangen.
En de landen om ons heen wijzen maar al te graag naar het kleine onafhankelijke Nederland. “Kijk, daar. Neem een voorbeeld aan de Nederlanders. Want die zijn pas tolerant.” Welnu, ik vind het niet leuk om dit te moeten zeggen, maar wij Nederlander zijn nog nooit in de geschiedenis van ons land tolerant geweest. Nooit.
Volgens Ensie.nl ‘geeft tolerantie aan in welke mate mensen die anders denken, of zich anders gedragen, worden geaccepteerd in de maatschappij. Tolerantie wordt ook wel verdraagzaamheid genoemd’. Tolerantie in Nederland is een goed gepreserveerde mythe, helaas. Ondanks de inspanningen van Spinoza en vrij denkende intellectuelen na hem. Sinds de 17e eeuw zijn wij Nederlanders een eclectische smeltpot van etniciteiten, rassen en religies. En al die tijd vinden wij Nederlanders dat we tolerant zijn, omdat we accepteren dat we hebben leren omgaan met deze pluriformiteit. Maar dat is een vergissing.
Ziet u, we zijn niet tolerant. We zijn eerder onverschillig met een vleugje emancipatie en een snufje pragmatiek. Door onze diepgewortelde diversiteit zijn we tot elkaar veroordeeld. Het is dat, of een burgeroorlog. En dat kan een welvarend land als Nederland zich niet veroorloven. Dat zou immers ten koste gaan van onze handelsgeest en de VOC mentaliteit.
Wij Nederlanders vinden alles best, zolang het ons persoonlijk maar niet raakt. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’, of ‘ieder voor zich’ en ‘leven en laten leven’. Dat is een wel hele enge definitie van tolerantie. Het heeft geleid tot verzuiling. Zolang ieder op zijn eigen eilandje blijft, is er niks aan het handje. En om al die verschillende zuilen toch in vrede een gezamenlijk bestaan te laten leiden, bedachten wij Nederlanders het consensusmodel, beter bekend als het poldermodel.
Nederlanders zijn niet tolerant en dat zijn we ook nooit geweest. We zijn eerder onverschillig, apathisch, nostalgisch, gedesinteresseerd, indifferent, laconiek, ongeïnteresseerd. We willen met rust gelaten worden. “Doe wat jij wilt, maar zorg wel dat ik er geen last van heb”. Dat idee.
Het is een beetje als het kerstdiner met je familie. Je doet vriendelijk tegen je schoonmoeder en glimlachend zeg je zelfs dat ze lekker heeft gekookt. Je moppert zelfs niet als je broer iets onaardigs zegt over je auto, of als je schoonvader een scheet laat en daar hartelijk om lacht. Want je weet: straks ga ik weer naar mijn eigen huis, waar ik me niks van hen hoef aan te trekken. Dat is geen tolerantie. Dat is hooguit beleefdheid. En er zitten grenzen aan die beleefdheid. Want stel je voor dat het elke dag kerst zou zijn?!
Wij Nederlanders zijn een geëmancipeerd, pluralistisch en bewonderenswaardig volkje, maar we zijn verre van perfect. Als we onszelf echt tolerant willen noemen, dan zullen we toch echt meer open moeten staan voor alle meningen, ook al zijn dat niet de onze. Het is onmogelijk om tolerant te zijn ten koste van anderen.