
Bron: Pixabay.com
Ik heb net een enquête ingevuld over fan-beleving. Gestuurd naar supporters van alle Eredivisieclubs. Clubs zullen aan de hand hiervan wel willen uitvogelen hoe ze hun achterban beter kunnen bereiken. Een beetje fatsoenlijk voetballen is namelijk best veel gevraagd tegenwoordig. Wie weet dat een extra volkszanger en een fancy hamburger in de rust nog mensen weten aan te trekken.
Eén vraag ging over kinderen. Of mijn kind al lid is van de Kids Club? Hij is anderhalf, dus ‘NEE NATUURLIJK NIET’ was mijn enige juiste antwoord. Multiple choice-technisch werd dit ‘Nee, ik heb wel een kind van onder de zestien, maar hij/zij is geen lid.’
Net als bij Coca Cola en Mc Donalds wil een voetbalbedrijf potentiële verslaafden zo vroeg mogelijk vangen. Vooral als het hoofdproduct niet zoveel voorstelt, moet je er als de kippen bij zijn. Het liefst met wat hulp van minstens een van de ouders.
Indoctrinatie
Zijn er dan opvoeders die baby’s al indoctrineren met hun clubkleuren? Natuurlijk. Door deze enquêtevraag valt me in hoe bizar dit is. Wie ben ik om zo’n beslissing voor iemand te nemen? Ik ben z’n vader maar. Ik ga toch ook niet nu al opleggen welke literatuur, muziek en films hij later leuk moet gaan vinden. Ik wil hem best het een en ander aandragen, maar grote beslissingen over smaak en clubkleuren moet hij echt zelf maken.
Op een toekomstige vraag, over waarom hij fan is van een bepaalde club, hoop ik toch echt dat het antwoord niet is: omdat mijn vader me lid maakte van de fanclub. Ik ben fan geworden van Ajax, omdat ze in het Panini-stickerboek van seizoen 1983-1984 de minste snorrendragers hadden. De omhaal van Van Basten, tegen FC Den Bosch, maakte het vervolgens simpel af.
Van fan naar supporter is dan nog maar een kleine stap. Mijn vader was voor een hele andere club. Maar ja, die heeft natuurlijk nooit belevings-enquêtes hoeven invullen. Dat scheelt wel.