Net thuis. Ik heb snel de boodschappen gedaan en ben langs de slager geweest om het lievelingskostje van de kinderen te kopen. Terwijl ik alles in de koelkast leg, kijk ik naar Simone. Ze zit weer eens met haar mobieltje op de grond in de woonkamer, een dik kussen onder haar kont. De laatste weken doet ze dat vaker, maar nu begint het me pas echt op te vallen. Wáárom zit dat kind op de grond? Heeft ze een documentaire over yoga of over het stenen tijdperk gezien? Heeft ze last van haar rug? Wil ze ‘energetisch aarden’?
“Ga eens gewoon op de bank zitten, Siem? Straks krijg je blotebillenontsteking!”
“Nee.”
“Waarom niet?”
“Ik vind de bank niet fijn. Ik wíl daar niet op zitten.”
Daar kijk ik van op. Sinds drie weken heb ik een nieuwe zitbank. De vorige is door Guido volledig uitgewoond en was niet meer om aan te zien. Dit is een bedbank, met alles erop en eraan, een prachtstuk en mijn momentele trots in huis. Een beetje teleurgesteld ben ik dus wel. Toen we hem uitzochten, vond ze hem nog prima. Ik snap het niet. Ik laat haar maar. Of toch niet. Ik moet het weten.
“Wat is er in vredesnaam mis met de bank?”
Even blijft het stil. Ze kijkt me met een vies gezicht aan.
“Ik zag dat tekentje op ‘t label aan de onderkant. Dat heb ik gebeeldgoogeld en daar stond ‘echt leer’. Die bank is van koeien gemaakt. Ik wil niet op de huid van een koe zitten. Ieuw.” En ze staart weer omlaag op haar mobiel.
Niet op de huid van een koe zitten, maar wél op mijn huid, denk ik mokkend. Nee, dat is niet eerlijk van mij. Ze zit me niet op de huid, ze zit enkel op de grond. Toch kan ik er niet over uit. Het is ‘maar’ runderleer. Van koeien die tóch al geslacht zouden worden en waarvan om economische redenen gewoon alles gebruikt wordt. Wat is daar nu mis mee?
“Daar is van alles mis mee!” roept Simone verontwaardigd. “Die koeien zijn om zeep geholpen voor jouw bank!”
“Die koeien waren toch wel geslacht, hoor.”
“Nou en. Het is zielig.”
“En waar denk je dat jouw fijne laarzen van gemaakt zijn, hmm?”
“Ah nee, hè? Nou, dan wil ik die vanaf nu ook niet meer aan!”
Shit, nóg een stap verder van huis. “Morgen dus op klompen naar school?”
“Nee, op mijn gympies.”
Dat haar 10-euro Primark-sneakers hoogstwaarschijnlijk door arme kinderhandjes in Bangladesh in elkaar genaaid zijn, zeg ik nu toch maar liever niet.
Ik laat het thema rusten. Waarschijnlijk vergeet ze het toch al snel weer. Ik pak koffiemelk uit de koelkast en staar terloops naar de boodschappen.
“Zeg Siempie, wat wil je eten vanavond? Waar heb je zin in?” vraag ik ter afleiding.
“Biefstuk!”
Bingo!