Het was Theo. Magazijnbediende bij kruidenier Kleintjes. Ik kwam er pas jaren later achter. Zulke dingen waren in die tijd, in zo’n klein plaatsje als Sint-Annaparochie, een doodzonde. Een paar jaar voor mijn geboorte had mijn moeder eeuwige trouw gezworen aan de man, van wie ik jarenlang in de veronderstelling zou verkeren dat het mijn vader was. In het Van Harenskerkje vond die plechtigheid plaats, op dezelfde grond (maar in een ander godshuisje) waar ene R. van Rijn ooit het jawoord gaf aan zijn Saskia van Uylenburg.
Ik heb nooit gehouden van wat achteraf mijn stiefvader bleek te zijn. Naar mijn mening had hij een veel te grote bek, en je kreeg een draai om je oren als je je karnemelkse pap niet op kreeg. Bovendien vond ik dat hij mijn moeder niet goed, zelfs uiterst slecht, behandelde. Hij had er een handje van haar te koeioneren, ook waar andere mensen bij waren.
Als hij gedronken had, wat gelukkig niet heel vaak voorkwam, was hij zo geil dat hij de bijslaap van haar eiste, of zij zin had of niet. Dan kwam hij ’s avonds uit de kroeg gestrompeld en hoorden wij – mijn kleine broertje en ik – hoe hij moeder over de keukentafel legde. Vijf minuten later was hij al klaar, na wat wild gesteun dat voor ons kinderen nauwelijks aan te horen was.
Nee, Gauke was geen aangename man. Ik heb weinig positieve herinneringen aan hem. Een van de weinige uitzonderingen, wat dat betreft, waren de gezamenlijke fietstochtjes die we nog weleens ondernamen; op zonovergoten zomerdagen, wanneer het leven voor even een façade van rimpelloosheid ontvouwde. Naar Swarte Hean gingen we dan, en van daaruit verder over de dijk naar het noorden of het zuiden. Het uitzicht over de immense kristallen zee, badend in zonlicht, was overweldigend voor de kleine knaap die ik was. Voor mij leek dat kleine stukje Waddenzee van een kilometer of twintig tussen het vasteland en de eilanden een oneindige leegte van wel duizend oceanen bij elkaar. Ik bevond me als het ware in Engeland, starend naar het westen, richting Terschelling: het Manhattan van mijn jongensfantasie.
Een verdwaalde zeemeeuw op de hoed van de man die ik jarenlang onterecht de rol van vader zou toebedelen, maakte de aquarel compleet.
Al bij al heb ik weinig verloren toen mijn stiefvader op jonge leeftijd, hij was slechts vijfenveertig jaar, aan een hartstilstand kwam te overlijden. De rouwplechtigheid was ongemakkelijk omdat, hoe erg een te vroege dood ook is, veel aanwezigen het wel hadden willen uitschreeuwen van vreugd. Je las op veel gezichten een tweestrijd: tegenstrijdige gelaatsuitdrukkingen vochten om voorrang.
Theo. Hij was een beetje een kluns. Een goeie sukkel. Onzichtbare vleermuis, rondscharrelend in het magazijn van Hylke Kleintjes, steevast gehuld in zijn camouflage-plunje: zijn afgedragen, beige stofjas. Heb ik hem ooit gezien zonder dat ding?
We dachten allemaal dat Theo niet helemaal goed bij zijn hoofd was. Ik denk dat je hem daarmee te kort doet. Oké, hij had niet bepaald het IQ van een Nobelprijswinnaar. En eloquent was hij ook allesbehalve (hij stotterde ’n beetje).
Afgezien van het feit dat hij niet de snuggerste was, was er nochtans weinig mis met hem. Hij was erg op zichzelf, had nauwelijks vrienden, maar misschien was dat juist wel een slimme, bewuste keuze van hem. In vriendschappen heerst immers vaak het adagium: zo gewonnen, zo geronnen. Bovendien: hij had in ieder geval de tegenwoordigheid van geest gehad, om een keer met mijn moeder de geslachtsdaad te verrichten. En zij was een mooie vrouw in die tijd: er zullen heel wat knapen zijn geweest, die wat dat betreft in zijn schoenen hadden willen staan.
Ik heb Theo nooit mogen ontmoeten in de rol van mijn biologische vader. Pas jaren later, zelfs na de dood van mijn moeder, ervoer ik wie hij al die tijd daadwerkelijk geweest was. Mijn verwekker. Mijn oorsprong. Mijn bloed. Mijn vader.
Terwijl ik hier sta, de zilte lucht van het Noord-Friese laagland inhalerend, voel ik weemoed en spijt. Met liefde leg ik een bosje bloemen op het graf van mijn vader. Ik heb in mijn leven twee vaders mogen hebben: een rijkdom?
Een vader die ik eigenlijk nooit echt gewild heb. En een die ik nooit heb mogen krijgen, die als een merkwaardige voetnoot, als het leesteken ? langs mijn leven glipte, bereid om zich te laten vangen, door niets of niemand.
Prachtig!
Mooi en overweldigend stuk. Dankjewel voor het delen!