“Mevrouw de voorzitter, mij treft blaam. Ik moet door het stof. Op mijn knieën. Mijn nederige knieën, die de grond beroeren, waarover dagelijks talloze eerbiedwaardige parlementariërs hun nobele, van zelfliefde gespeende gang naar de Kamerzetels gaan.
Wie ben ik welbeschouwd? Een niemand, een volstrekte nobody: een hansworst, onnozele hals, uilskuiken, ezelsveulen, jandoedel. Iemand die de kool niet waard is, die versaagd heeft, die zijn ministerie te schande was en nog niet de grond mag kussen, waarop de meest nietige stenograaf uit de geschiedenis van de internationale politiek zijn slakkengangetje richting antiek koffieapparaat placht te gaan.
Ik, mevrouw de voorzitter, beste mevrouw, mooie voorzitster, ik ben een rondlopende scherts, een potsierlijk politiek verschijnsel, minder dan een voetnoot in de vaderlandse politieke annalen. Een kolderiek, meelijwekkend sujet dat ooit, in een ver en diep (en begraven) verleden, de aanschijn gaf, zich te kunnen ontpoppen als een substantieel politiek talent. Die belofte is geenszins ingelost, voor u staat een menselijk wrak, een politieke dwaas, met een loden last zó zwaar, rustend op zijn schouders, dat hem slechts één ding rest, inzake zijn politieke carrière:
Ik zie mij genoodzaakt de handdoek in de ring te werpen, de pijp aan Maarten te geven, mijn Waterloo te ensceneren. In plain terms: deze minister is geen minister meer. Tot u spreekt een gevallen, gebroken man, een man zonder hoop, with no expectations whatsoever. Een ex-minister. A late parrot, ehh, minister.
Ik dank u allen voor het welhaast onvoorwaardelijke vertrouwen dat u de jongste jaren in mijn persoontje heeft gehad.
Staat u mij toe dat ik thans, op deze bijzondere plek – het spreekgestoelte waarachter ik in mijn glorietijd zoveel jubelmomenten heb mogen beleven – mijn stropdas ritueel ga verbranden. Met het in vlammen opgaan van dit kledingstuk komt een einde aan een tijdperk.
En een einde aan de slechte smaak van mijn vrouw, die sinds gisteren niet meer door het leven gaat als mijn gemalin, edoch als mijn ex-eega.
Maar dit geheel terzijde.”