Het leek op het op geluid van zo’n ouderwets tweetakt brommertje van vroeger waarop een puisterig jongetje fanatiek gas zat te geven zonder van plan te zijn om weg te rijden. Heng, heng, hengheng, zo klonk dat. Ik kan me nog herinneren hoe die brommertjes konden stinken. Naar half verbrande benzine en uitlaatgassen.
Met lawaai en stank maakte je als jongetje indruk op andere jongetjes. Of op meisjes. Zo ging dat toen. Maar deze keer was er geen brommertje met een puisterig jongetje erop.
Het was nog vrij vroeg in de ochtend toen ik werd opgeschrikt door het geluid. De dader bleek een man met oorbeschermers, helm en een fel gekleurd hesje. En met een ding in zijn hand. Duidelijk iemand die het recht had te zijn waar hij was, en om te doen wat hij deed. Iemand met een opdracht van hogerhand. Hij was gezonden om de kantjes van de groenstrook achter mijn huis te maaien. Langs muren en hekjes, waar de grote nog luidruchtiger grasmaaimachine niet goed bij kan.
Op de plekken waar de man zich uit kwam leven was het al een paar weken feest, een steeds uitbundiger wordend feest van helgele paardenbloemen. De feestvreugde was gauw voorbij na de passage van de man met de kantensnijder. Zo heet zo’n ding. Bij plantsoenendiensten lijken ze niet zo dol te zijn op wat groeit en bloeit. Het moet vooral in de hand gehouden worden. Binnen de perken. Klein.
Toen de rust was weergekeerd bleken gelukkig niet alle paardenbloemen gesneuveld. Als ze maar ver genoeg weg stonden van muren en hekjes vielen ze buiten de opdracht van de man met kantenmaaier. Ze waren ook al gemist door de grote zware maaimachine die er een paar dagen eerder overheen was gestuurd. Sommige paardenbloemen zijn zo slim om op heel korte steeltjes te groeien. Zo kort dat de messen van de grote maaier er overheen schieten.
Ik ben niet zo’n klager. Echt niet! De gemeente heeft de groenstrook achter mijn huis een paar maanden terug op een manier onderhanden genomen waar ik best over te spreken ben. Bijna de hele buurt eigenlijk. Het was een saai grasveld met wat speeltoestellen erop. De speeltoestellen zijn weg, in plaats daarvan heeft de gemeente een heuveltje en een wadi laten creëren.
De heuvel is voor de kinderen om op te spelen en de wadi (een flinke greppel) vervult een functie bij de afwatering van het terrein. Het lijkt te werken en het ziet er ook nog best leuk uit. Een beetje natuurlijk, vooral als er water in de wadi staat. Maar zoals met alles wat bedacht is, mag het er niet te natuurlijk uit zien. Er zou eens iemand kunnen denken dat het vanzelf zo gekomen is. Zonder menselijk ingrijpen. Dan heet het al gauw slecht onderhouden. Verwaarloosd.
Geen wonder dus dat de gemeente op de omgeploegde plekken die door de grondverzetmachines waren achtergelaten meteen graszoden had laten leggen. Zodat alles er meteen weer verzorgd uitzag. Maar toen het gras leek aan te slaan en zelfs al een beetje was gaan groeien kon de gemeente niet wachten om te laten zien dat ze erbovenop bleven zitten. Vandaar de eerste aanval van de grote maaier. Het gebeurde net voor de zomerse aprilweek dus de verzengende voorjaarszon kreeg vrij spel. Meedogenloos brandde ze gaten in de gemillimeterde nauwelijks gewortelde graszoden.
Dus zitten we nu met dorre plekken in het gras en moeten we het doen met wat er nog over is van de paardenbloemen. Het blijft behelpen met de boven ons gestelden.
Ja, het is zonde dat er zoveel gemaaid wordt. Gelukkig is mijn tuin een zee van madelieven en paardenbloemen. Ik heb er net jam van gemaakt.