Vorig jaar kwamen we bij elkaar in het ziekenhuis om afscheid van je te nemen. Bizar dat het al een jaar geleden is. Er is eigenlijk niet zoveel veranderd. Er woont iemand anders in je huis nu, maar het park ruikt nog steeds zoet van de bloesem. Het blijft een onwerkelijk concept dat alles gewoon doorgaat nu je er niet meer bent.
Het is raar om te zien dat niet alleen je dood, maar vooral je leven een plek heeft gekregen in het collectieve geheugen van de groep. Er gaat geen borrel of vakantie voorbij zonder een slecht verhaal over of met jou. Je naam valt met regelmaat. Het zijn niet alleen maar slechte grappen. Het zijn ook fijne herinneringen en er wordt met ontzag over je kracht gesproken.
Dat je herinnering nog leeft, dat blijkt uit rituelen die ontstaan. Zo is er een minuut stilte ingesteld voor borrels, niemand heeft daar om gevraagd, maar ze is er nu. In de kroeg waar we altijd samenkwamen, is de ingelijste trui vervangen door die van jou. Zodat je er altijd bij bent.
Dit zijn maar kleine symbolische dingen. Het is geen eerbetoon. Het is gewoon gedaan vanwege het gevoel dat er heerste. Onmacht is iets naars en de meesten van ons grijpen dan naar iets wat ze wel kunnen controleren, zodat ze zich niet zo verslagen hoeven te voelen. Het helpt jou niet meer, maar ons wel.
Wat je ziekte en je dood hebben gebracht, is macaber maar wel waar. Je hebt van een gewone vriendengroep een onverwoestbaar front gesmeed. Een onwaarschijnlijke prestatie, gezien de algemene lamlendigheid die er over het algemeen heerste. Het is niet zo dat we nu op elkaars verjaardagen komen, maar wanneer er echt wat mis is, weten we dat we op elkaar kunnen vertrouwen. Zelfs in het ergste geval.
Deze ochtend een jaar geleden verlieten we samen het ziekenhuis. Verdrietig en verslagen. Een jaar erna besta je op papier niet meer. Officieel is het afgerond. In de herinnering van ons leef je nog steeds. Je wordt gemist man, tussen alle rituelen door. Ik hoop je nog jaren te missen.