
Bron: Pixabay
Terwijl hij gaat liggen mijmert hij over zijn leven.
Het is goed zo. Hij heeft geleefd. En hij weet dat het straks over is.
Hij denkt aan de kinderen.
De prachtige meisjes van hem. Zo jong, zo kwetsbaar. Onschuldig, nog.
Hij heeft geprobeerd ze voor te bereiden voor het leven. De harde werkelijkheid.
Uit pure liefde voor de meiden.
Hij heeft ze verzorgd.
Hij zorgde voor voldoende eten, hij liet ze voldoende slapen. Hij luisterde naar hun verhalen. Troostte de meisjes.
Meisjes van hooguit zeven jaar hebben meer meegemaakt dan je zou verwachten. Een arm om de schouders hadden ze nodig. Een welgemeende knuffel.
Liefde.
Hij weet dat hij gaat sterven.
Maar hij heeft daar vrede mee. Het is goed zo.
De meisjes zullen hem blijven herinneren. Dat weet hij zeker. Zij blijven de rest van hun leven aan hem denken, en die zekerheid maakt hem trots.
Hij heeft het goed gedaan.
Niet alle meisjes zullen hem herinneren.
Sommigen zijn hem voorgegaan. Wellicht staan ze hem op te wachten, aan de andere zijde. Het zal niet lang meer duren voordat hij ze weer in zijn armen kan nemen. Een wederzien waar hij bijna niet op kan wachten.
Dan hoort hij iemand schreeuwen.
Hij kijkt op en ziet de betraande ogen van een van zijn meisjes. Het verbaast hem niets. Natúúrlijk is ze verdrietig. Haar held zal binnenkort niet meer op de wereld zijn.
Het meisje bonkt op de ramen. Zo graag wil ze bij hem zijn. Maar ze wordt tegen gehouden door een agent.
De wreedheid.
Als teken van liefde zwaait hij naar haar. Hij schenkt haar een liefdevolle glimlach, en dan vormt hij een kusmondje.
Als de stroom door zijn lijf giert voelt hij zijn lichaam protesteren.
Uit alle macht spartelt het tegen. Alsof het lichaam nog niet klaar is te sterven.
Maar zijn geest is er klaar voor.
Hij kijkt het huilende meisje strak in de ogen.
Hij schenkt haar nog een laatste glimlach.
Zijn lijf geeft de strijd op, uiteindelijk.
Hij voelt dat hij wegebt.
Maar dat is goed zo.