
Bron: Pixabay.com
Eigenlijk heb ik helemaal niets tegen insecten. Nou ja, wel iets met muggen dan. Daar heb ik een haat-liefde-verhouding mee. Van mijn kant dan vooral de haat. Wespen. Vind ik ook tuig! Dat zijn een beetje de vervelende hangjongeren onder de insecten. Altijd in groepjes, altijd intimideren en altijd een lawaaierige brommer.
Brengt mij bij de bromvlieg. Ook zo’n onding. Bromt de hele dag monotoon tegen je raam en wanneer je hem diervriendelijk doodmept met een krant, dan is het net Hans Klok, zit er alweer een nieuwe. Oké, oké, insecten en ik gaan niet heel goed samen.
Bij een beetje hoog gras raak ik al panisch als ik een zwart stipje op mijn been zie. Straks is het een teek! Wanneer je een slungelige lange hardloper ziet lopen die continu als een debiele windmolen over zijn benen mept, is de kans groot dat ik het ben.
Kevers en torren, dat zijn vreedzame beestjes. Die kruipen wat rond en de hele grote torren lossen het probleem van hun irritante gebrom zelf op. Die vliegen zich altijd te pletter of landen op de rug. Echt, houd het maar eens in de gaten bij een wandeling langs de weilanden. Hoeveel van die grote torren zie je wel niet liggen half verpletterd? Een fietspad langs een weiland is een vliegend buffet voor de vogels. Nee, de tor is de ideale insect. Dacht ik.
Enkele dagen terug gingen de wandelschoenen aan en reden mijn vriendin en ik naar een natuurgebied. Zuurstof happen noemen we dat bij ons. We zaten lekker ontspannen in de auto. Radiootje aan, raam open, zonnebril op. Mr Macho in optima forma. Iets jeukte onder mijn linkervoet. Het zal wel een korreltje zand zijn, dacht ik. We reden verder. Stoer kijkend over de weg. Weer die jeuk. Was het verplaatst? Of verbeelde ik me dat? Mijn ferme blik vertoonde wat kleine grimasjes.
Ik schakelde terug voor een langzame voorligger. Mijn voet ging naar beneden en het besef kwam. Iets kroop er over de zool van mijn voet! Duidelijk voelbaar kietelend en kruipend. Mijn mond ging van Mr. Macho naar Mr. Cry Baby, ‘Er zit iets onder mijn voet!,’ riep ik panisch.
Als logische reactie slingerde mijn auto van links naar rechts. In gedachten zag ik al een wesp van formaat onder mijn voetzool lopen. Angstzweet parelde over mijn hoofd. Mijn vriendin, koele Fries als ze was, wees me een parkeerplaats aan.
‘Stop daar even om je schoen uit te doen, kluns!’ zei ze liefdevol.
Ik zwieperde de parkeerplaats op. Geen enkele notie voor de omgeving. Ik gooide de portierdeur open, flapte mijn schoen uit en verwachtte dat er een horzel van formaat uit zou vliegen. Niets. Ik keek een keer goed in mijn zweethol. Zeker wetend dat ik me niet vergist had, gluurde ik het zwarte gat in. Daar zat het! Het kriebelbeest van formaat bleek een tor van 1 cm te zijn.
‘Ik heb hem!’ riep ik opgelucht en wipte het kleine onding uit mijn schoen.
Pas toen ik mijn schoeisel trots en triomfantelijk omhoog hield, had ik door dat ik geparkeerd stond tussen allerlei bruiloftgangers. Chique gekleed en vol verbazing mij aanstarend. Mijn triomf smolt als een kaas in een fonduepan. Het torretje kroop weg het gras in. Je hoorde hem nog niet schaterlachen.
Insecten. Ik heb er niets tegen. Echter heb ik wel het vermoeden dat ze iets tegen mij hebben.