Vijftien jaar was ik, het waren de jaren ‘70 en ik keek gebiologeerd naar het zwartwitte scherm. Televisie was nog heel serieus en traditioneel in die dagen, zeg maar zouteloos. De Mounties golden als een toppunt van humor en voor Fred Oster bleven de mensen thuis.
In dat treurige televisielandschap verschenen echter ook vernieuwers. Wim T. Schippers maakte onbeschrijfelijke kolder met Barend Servet en Sjef van Oekel. Kees van Kooten en Wim de Bie hadden pas hun Simplisties Verbond uitgevonden. Drs. P. zong bizarre liedjes over trojka’s en veerponten.
Maar niemand verkende de grenzen van de Nederlandse taal zo grondig als het trio Herenleed. Armando en Cherry Duyns, later aangevuld met Johnny van Doorn, schoven met hun bizarre programma bij de VPRO televisie alle regels opzij. En ik was verbijsterd: dit was er dus mogelijk met de Nederlandse taal. Hier werd gegoocheld met taal, ze trokken de woorden uit elkaar, ze haalden de betekenis eraf, ze jongleerden met intonaties. Het was taal die je niet op de automatische piloot kon beluisteren, zoals het NOS Journaal of een gesprek op je werk. Natuurlijk, de woorden die ze gebruikten, kende je. Maar ze gaven er een nieuwe betekenis aan, nieuwe inhoud.
Ze maakten de woorden nieuw.
Stel je de Veluwse zandverstuivingen voor. Midden in de zandvlakte staat een heer, met wandelstok, krulsnor, een lange zwarte jas en een bolhoed. Dan komt er een meneertje aan, met een zwart pak aan, een brilletje op en onvast ter been.
Man 2: Meneer, staat u toch eens even stil, wilt u.
Man 1: Ja, dat is het danseresje in me, dat doet me steeds bewegen, het danseresje.
Man 2: Ach juist.
Man 1: Want wat ik al niet in me heb, ik heb in me: het pelgrimmetje, het bloemenverkoopstertje, het roverhoofdmannetje, en het danseresje natuurlijk, dat zei ik al.
Man 2: Dat is veel te weinig om prat op te gaan, wilt u.
Man 1: Ik ga niet prat!
Man 2: U ging heel erg prat.
(Bron: Moors Magazine. De complete tekst vind je hier.)
Armando was Man 1. In zijn iets te krappe kostuum met hoogwaterbroek, de ogen samengeknepen achter het brilletje, zijn stem trillend van schijnbare nervositeit debiteerde hij teksten die alle kanten op gingen, waar geen touw aan vast te knopen was en die je toch raakten. Man 2 baste zijn zware teksten: “Wat zegt? Wat doet?” En Man 1, Armando, trippelde daar verbaal omheen, flemend, verontschuldigend, smekend, fluisterend, zijn stem raakte alle akkoorden. Niemand kon het zeggen zoals hij: “Ik hoor damesgerinkel”.
Nu is hij er niet meer. Ze vallen een voor een om, de helden van mijn jeugd. Ramses Shaffy, Bram Vermeulen, Adèle Bloemendaal, we hebben ze begraven. Armando was natuurlijk veel meer dan Meneer 1. Hij was schilder, schrijver, acteur, violist.
Maar bovenal was hij veertig jaar geleden mijn held.