
Bron: Pixabay.com
Nog even wachten en ik knap mijn middaguiltje als het peloton weer door Franse dreven peddelt. De Tour! Langzaam wegdoezelen op het nietszeggende geneuzel van Dijkstra en Ducrot. Zinloze weetjes, oudbakken ervaringen van ‘toen we zelf nog op de fiets zaten’.
De waaier, de snok, het linkeballen. Macho jargon uit de wielerwereld.
Beelden van de Eglise St. Zus en Muzzo en de heli boven het eeuwenoude chateau du Mon Chou. De zoveelste voorspelbare etappe met zinloze ontsnapping.
Afzakken in de leegte van juli.
Een maand van niks trouwens, dat juli. Barstensvol verwachtingen van zomerzon, geluk, liefde en vrijheid. Niet zelden pootje gehaakt door filestress, relationele hobbels, kindergekrijs of acute depressies.
Iedereen mag van mij hoor, streekmarktjes, braderietjes, brocantes, slenteren langs kraampjes met dezelfde rommel als thuis. Samen met nog honderd andere T-shirts met geinige opdruk, uitpuilende wielerbroekjes en Crocs in foute kleuren.
‘Eruit zijn, iets anders zien, er weer tegen kunnen’. Geloven in het misverstand dat ‘op vakantie’ heet en waarvan de heilzame werking al op de eerste werkdag vervlogen is.
Ik verlang naar het vertrouwde verhaal over de legendarische Antoine Paturain die in 1927 met drie reservefietsen op zijn schouders de Côte D’or beklom, en na de afdaling met een voorsprong van anderhalve dag op een terrasje in de vallei twee borden warme pens naar binnen werkte, voor hij met de dochter van de waard achterop zijn bagagedrager de finishlijn passeerde.
De idioten zullen weer schreeuwend naast de renners galopperen, zij zijn erbij geweest. Nog even dat WK door, beetje Wimbledon, af en toe op de andere zij vanwege doorligplekken.
De thuisblijver heeft gelijk.