“Jij ook altijd, met je eeuwige feiten en je murw makende, rationele betogen. Ik word er niet góéd van. Bij jou is godverdomme álles zakelijk. Denk dáár maar eens over na.”
Dat kreeg ik laatst mee van een goede ‘gewone’ vriendin, die zelfs héél even meer was dan dat. Tot het moment waarop bleek dat haar gevoelswereld en mijn feitenwereld totaal niet samen gingen.
Logica. Gegronde redenen. Navolgbare denkwijzen. Feiten. Duidelijke afspraken. Ik houd ervan. Al was het maar omdat ik anders meteen verloren ben en totaal niet meer weet, waar ik aan toe ben.
Mannen communiceren nu eenmaal grotendeels zakelijk (of seksueel getint, maar dat is weer een ander #notme-verhaal). Kijk maar naar mijn zoon Nick: Die weet álles, weet alles ook béter, en hij weet voor alles wat hij weet ook de bijbehorende feiten op te sommen. Wel enkel de feiten die bij zijn betoog passen, natuurlijk. Die andere niet.
Vrouwen communiceren daarentegen bijna altijd gevoelsmatig. Althans, die indruk heb ik. In een gesprek leveren ze volop gedachten en emoties, en de feitelijke waarheid past daar vaak totaal niet bij. En dan, vergeef me, haak ik dus redelijk snel af.
Gevolg: de vrouw in kwestie heeft voortdurend het gevoel dat ik niet naar haar luister. En meestal klopt dat dus ook. Ik luister immers sneller naar keiharde waarheden dan naar zachte non-feitelijke uitweidingen. Die zijn als een andere taal voor mij; ik versta ze bij wijze van spreken gewoon niet. Het kan dan net zo goed Chinees gebrabbel zijn. Ene oor in, andere uit.
Oké, dat is mogelijk wat hard gesteld. Ik ben ook best wel een beetje gevoelsmens. Bij tijden. Als het situationeel handig is. Maar feit blijft: Mannen denken eerst en praten pas als ze klaar zijn met denken.
Vrouwen denken en praten tegelijk. En denken nog wat meer, eventueel in een andere richting, terwijl ze gewoon door blijven praten. En tijdens dat simultane praat-denkproces wordt er ook nog eens vrijelijk geassocieerd en in ‘t olifantengeheugen gegraven. Dan wordt er ineens van alles bijgesleept wat ik me al lang en breed niet meer kan herinneren of waarvan ik denk: Hoe komt ze in vredesnaam dáár nou weer op?
En dan ben ík plots de verwarde man, terwijl zij al vertwijfeld “Waarom zég je nu niks?!?” blaat.
Vrouwen moeten eens leren om een man niet constant tot praten te dwingen als hij overduidelijk nog aan het nadenken is. Eén ding tegelijk, graag. Zolang een man nog niet klaar is met denken, zegt ie sowieso niks. Dus niet pushen: daar schiet je niks mee op. Vrouw.
Gisteren las ik een reactie van collega Kees op HoeVrouwenDenken. Op een blog over ‘Begrijpelijk Schrijven’. Hij schreef: “Begrijpelijk schrijven begint met begrijpelijk denken”. En daar zit ‘m de crux: vrouwen denken niet begrijpelijk. Volgens mannen dan. En daarom snappen mannen ook vaak niet, wat vrouwen nu daadwerkelijk zeggen of vragen.
Misschien ook handig om te weten in deze context: mannen wachten altijd braaf tot het moment waarop ze uitdrukkelijk gevráágd worden om te helpen. Bij vrouwen is dat – volgens mij – heel anders: die voelen intuïtief aan (of denken exact te weten) wanneer iemand hulp behoeft. En ze verlenen die hulp ook meteen. Desnoods ongevraagd.
En als dan blijkt dat de ander die hulp helemaal niet wíl, zijn ze teleurgesteld. En dat zijn ze vervolgens ook als ze de hulp die zíj willen, niet gewoon ongevraagd aangeboden krijgen. Dit werkt dus voor geen meter. Want zou het wél werken, zouden mannen alsnog niks veranderen. Never change a running system, en zo. Bij vrouwen kan álles áltijd beter, álles kan zich altijd nóg verder ontwikkelen, waar een man – resultaat- en feitengericht – denkt: “Oké, werkt! Niks meer aan veranderen.”
Eigenlijk komt het er allemaal op neer dat mannen en vrouwen heel verschillende behoeftes in hun mentale processen hebben.
Een man heeft zaken als acceptatie, erkenning, bewondering, instemming en aanmoediging nodig. Dat wat hem vertrouwen geeft in zijn eigen kunnen en prestaties: ‘men zegt dat ik oké ben, dus bén ik oké’.
Een vrouw heeft toewijding, genegenheid, zorgzaamheid, begrip en veiligheid nodig. Vertrouwen in haar omgeving: ‘alles om mij heen is oké, dus ben ik óók oké’.
Ja ja, spiegelogie van de koudegrond, ik weet er alles van. Komt er – grof genomen – op neer dat een vrouw naar buiten, op anderen gericht is en een man juist naar binnen, op zichzelf. De egoïst. Maar wel eentje met feiten en ratio. En die zijn tenminste te snappen.